Mensen die je misschien kent
Je zit in de trein met de smaak van ijzer
en nadert je eindpunt.
Uit de schoot van de man tegenover je
groeien chrysanten; er kruipt een spinnetje uit.
Als je vaart mindert herken je bij de overgang mensen
in de trekken van mensen die je niet kent.
Op een balkon van een flat voert iemand
zijn longen aan wolken, spreekt met meeuwen,
daaronder klopt een vrouw
al haar woede uit het kleed.
In het gangpad ritselt jeugd met vleugels,
klaar om wind te vangen.
Ook wat je niet ziet of hoort gebeurt: snelheid van licht
deling van cellen, de spin die men plet in een stiltecoupé.
Blijf
Van die dag bleef niet de warmte
in de stenen of de smaak van salie
aan je handen hangen, maar een
onbevangen zwijgen bij het kijken.
Vooral herinner ik mij de avond-
stilte. Waarin de tijd leegliep,
het licht verdween. We zwaaiden
laatste stemmen na en bleven
bij de glazen dralen. Die niet
gestelde vraag. De stilte. Het kabaal.