Renée Luth is documentairemaker, fotograaf en dichter. Ze schreef artikelen, interviews en columns voor het Zij aan Zij magazine. Ze geeft tevens poëzielessen en schrijft momenteel een leerlijn voor lessen in het basisonderwijs. Haar bundel Pingpongtong uit 2011 krijgt in 2015 een opvolger.
Hoe lang schrijf je al poëzie?
Ik schrijf gedichten zolang ik mij kan herinneren. Op de basisschool werd ik erg gepest. Op mijn twaalfde ontdekte ik de kracht van taal nadat ik voor de klas had voorgedragen, want daarna werd ik een paar maanden minder gepest en een aantal kinderen bood zelfs excuses aan. Vervolgens kreeg ik op de middelbare school een docente die het stimuleerde dat ik gedichten schreef. Ze vond dat ik talent had en ik wilde graag indruk op haar maken. Ik geloof dat ik stiekem een beetje verliefd op haar was. Vanaf mijn vijftiende ging ik bij een dichtclub in Hengelo en trad ik regelmatig op.
Je maakt ook foto’s en hebt een mooie documentaire gemaakt over twee jonge Groninger dichters. Heeft het maken van een documentaire raakvlakken met het maken van poëzie?
Fotografie is vergelijkbaar met poëzie. Het heeft dezelfde vrijheid en hoge concentratie van beelden, Je zet iets neer dat in weinig beelden toch een verhaal moet vertellen. Film is meer vergelijkbaar met proza. Bij mijn studiofotografie bouw ik beelden net zo op als gedichten. Metafoor op metafoor. Verwijzing op verwijzing. Er zitten vaak lagen en puzzels in die ik waarschijnlijk alleen zelf snap. Tegelijk vind ik dat er een primaire laag moet zijn die mensen meteen begrijpen en voelen. Maar het mysterie boeit mij meer dan eenduidigheid. Mijn gedichten zijn vrij muzikaal en ritmisch zodat ze op het podium ook werken
Filmen is voor mij hetzelfde als een roman schrijven. Het vergt vooral een goede verhaallijn en structuur. Voor de documentaire moest ik echt leren scènes uit te bouwen van begin tot eind. Dat doe je in poëzie niet. Filmen vergt overzicht en een duidelijk doel. Terwijl sommige gedichten bijna zichzelf schrijven.
In de zomer van 2015 verschijnt je nieuwe bundel. Hoe gaat die heten en wat zijn je thema’s?
De titel is Preparaat. Uitgegeven door Passage. Het wordt een kleurendruk met aan de poëzie gerelateerde foto’s en een harde kaft. Het is als het ware een Wunderkammer of rariteitenkabinet. Een verzameling van herinneringen, fantasieën en feitjes, een uitstalling van fascinaties, met als thema’s de blijvende buitenstaander, de liefde, de dood en mijn jeugd. Er zijn bijvoorbeeld gedichten over Darwin, Madame Curie, Houdini, de dodo, de wandelende tak, mythische zeemonsters als de Kraken. Maar er is altijd een verbinding met mijzelf. Ik vermeng twee verhalen tot een nieuw, enigszins autobiografisch verhaal.
Wanneer ontstaat de inspiratie voor een gedicht bij jou?
Vaak ‘s nachts. Dan lijkt het uit het niets te komen. Een eerste zin dringt zich aan mij op. Dan moet ik ook direct schrijven. Ik kan het moment niet voorbij laten gaan, want dan is het weg.
Tevens raak ik geïnspireerd door bijzondere feiten of verhalen, vooral op biologisch of historisch vlak. Ik lees graag allerlei min of meer wetenschappelijke artikelen en verwerk dat naar een eigen verhaal.
Dat de grootste inktvis daadwerkelijk vijftien meter kan worden, maakte in mijn brein een link met de Kraken. En dat maakte weer een verbinding met een ex-geliefde die zo geweldig was dat ik mij een niksig hoopje ellende ging voelen Zo koppel ik een persoonlijk thema aan een feit dat ik tegenkom. Dat kan liefdesverdriet zijn of de angst voor sleur. ‘Geluk is gevaarlijk’, zei Kopland al. Dat contrast fascineert mij mateloos.
Wie zijn je voorbeelden?
Vasalis vooral. Die blijft mijn grote heldin. Ik houd van haar taal. Wisława Szymborska vind ik geweldig om haar humor en visie. De laatste tijd merk ik bovendien dat ik mijn oude held Boudewijn Büch met zijn onderzoeksdrift interessant vind en In het Kielzog van Darwin, de bekende VPRO-documentaire over de reis van de Beagle. Als kind verzamelde ik al steentjes, veertjes en botjes en leerde ik dierencyclopedieën uit mijn hoofd. Ik bestudeerde levende vlinders met een loep, legde alles onder mijn kleine microscoop en sleepte alle dieren mee naar huis.
Ik voel mij steeds meer aangetrokken tot een mengelmoes van feit en fictie. Als kind wilde ik bioloog of psychiater worden. Dat lijkt nu meer en meer terug te komen in mijn interesses en mijn werk. Ik houd van duistere, zwarte romantiek. Van Witkin, Diane Arbus, David Lynch, Marc Quin. Dingen die schuren en een bepaald ongemak oproepen. Ik ben ook erg gefascineerd door filosofen: Foucault, Sartre, Nietzsche.
Wat zijn je plannen voor de toekomst?
Documentaires maken, hopelijk daarvoor ook veel reizen, meer bundels schrijven, weer meer optreden en ik geniet momenteel erg van het lesgeven, vooral poëzielessen. Veel lezen, veel zien, veel rust en genieten van alles wat nu op mijn pad komt.
Kun je van het schrijven leven?
Ik kan van de combinatie van schrijven, films maken, fotograferen en lesgeven inmiddels aardig goed leven. Alleen leven van de poëzie gaat vermoedelijk nooit lukken.
Je deed in het leven verschillende dingen. Je werkte in de psychiatrie en je volgde de kunstacademie. Ben je dichter bij je zelf gekomen door wat je nu doet?
Het gaat momenteel erg goed en ik heb het gevoel dat ik mijn draai eindelijk heb gevonden in het leven, de liefde en mijn werk. Ik heb het gevoel dat ik nu dichter dan ooit bij mijzelf ben gekomen. Door het lesgeven krijg ik zelfvertrouwen en meer plezier in schrijven. Ik leer weer genieten van de taal in een pure vorm, in een uitingsvorm. Door jongeren en kinderen te leren spelen met taal herontdek ik waarom ik ooit zelf begon met schrijven. De dichtwereld is best hard en kritisch en ik ben vooral zelf heel kritisch over wat ik schrijf. Het speelse dreigde er soms wat af te raken. Als ik zie hoe fijn het is om zonder die denkbeeldige hijgende criticus in je nek te schrijven besef ik weer hoe mooi taal en poëzie is en waarom ik er ooit verliefd op ben geworden.
Bovendien geniet ik gewoon erg van de verbinding met mensen. Daarnaast vind ik filmmaken heerlijk omdat daar al mijn werelden bij elkaar komen. Ik moet een verhaal bedenken, mensen interviewen, ze op hun gemak stellen en ik mag mij visueel uitleven. Elk filmproject lokt mij de grote wereld in en dat is goed voor mij aangezien ik de neiging heb als een kluizenaar te leven. En ook het schrijven is nu dichter bij mijzelf dan ooit. Dat is wel heel eng omdat ik weet dat het risico’s in zich draagt. Het is minder toegankelijk en complexer, wellicht ook pretentieuzer. Ik vind deze bundel uitbrengen dan ook veel enger dan de vorige. Ik weet nu ook veel beter hoe die wereld werkt en hoor de critici constant in mijn achterhoofd. Maar dit moet zoals het moet. Ik wil en kan niet anders.
www.reneeluth.nl