door Rogier de Jong
–
Wat maakt een gedicht goed?
Dat is natuurlijk een kwestie van smaak. Laat ik beginnen met poëzie waarvan ik niet houd: gedichten die gemaniëreerd zijn en opgesmukt met kunstgrepen, alsof de dichter wil zeggen: kijk mij eens poëtisch bezig zijn!
Ook heb ik het niet op poëzie die geheimzinnig doet: raadselachtig, enigmatisch, gesloten wil zijn, of hoe je het ook wenst te noemen.
Beide vormen van poëzie vind ik onecht. Echte poëzie moet voor mij een eigen soort waarheid hebben die je meteen herkent en aanvoelt.
Echte poëzie ontvouwt op een heldere, quasi achteloze gesprekstoon gedachtes die bij herlezing steeds meer betekenis krijgen: ‘Soms lukt het / te ontkomen naar lichtere oorden / dan die van je geboorte’, (….) ‘in leven te blijven / door je, ontdaan van je boeien, / op een eiland te begraven’ (Jan Eijkelboom, Soms lukt het).
Echte poëzie duikt daarnaast ook in het wezen van de dingen door ze fenomenologisch te benaderen, door de ziel ervan te doorgronden: ‘Van deze Tafel moet ik op gaan staan, / zodra, verzadigd, ik mijn Groeikracht mis, / de Zon zich aan mij voordoet als de Maan / en zelfs mijn Liefsten uit mijn Dromen wist’ (Wiel Kusters, Met grote letters).
De dichter schrijft over een reuzentafel in Maastricht die hij in het juiste perspectief plaatst: dat van een kind. De goed geplaatste hoofdletters benadrukken dat. Een knappe manier om je te verplaatsen in de leefwereld van een kind! Op de vormkeuze – die van het sonnet – valt misschien iets af te dingen, alhoewel het rijm en de ongekunstelde taal wel weer teruggrijpen op de kindertijd die in dit geval relevant is.
Concluderend: wat maakt een gedicht goed? Een gedicht is goed als het poëtisch gezien echt is. Als het je toespreekt, als het betekenis krijgt, en een ziel heeft.
Rogier de Jong is dichter en columnist
foto (c) Rogier de Jong, op het terrein van de Tapijnkazerne in Maastricht, nu behorend bij Maastricht University