Jan M. Meier is sinds 2002 het pseudoniem van Jean-Marie Maes. Hij was redacteur bij de literaire tijdschriften Restant, Yang en Deus ex Machina en publiceerde in tal van andere en debuteerde met de bekroonde bundel Figuratie.
Recent verschenen de poëziebundels Engelenspoor (2017), Tekenen (2018) met illustraties van Wouter De Winter, Grote Gevoelens (2020) met illustraties van Evelien Sergeant, alle bij Uitgeverij P. In 2022 verschijnt bij dezelfde uitgever Schetsboek met illustraties van Wouter De Winter. De gedichten in Meander komen uit Schetsboek. De bundel wordt voorgesteld op 18 juni om 15u30 in de grote zaal van het Landgoed de Campagne in Drongen, Gent.
foto (c) D. Ruthgeerts
–
hoe krijgt hij woorden voorbij de grens
beambten in opzichtig blauw uniform
op elke hoek dreiging van rood licht
–
hij loopt vast voor het eerste punt
sluit raam en deur, dempt geluid
tapt trage klank en slepende medeklinkers
–
nu elke tel regel na regel overstag gaat
staat het verhaal op scherp
hij noteert een intern verslag
–
leegte overheerst en ruimte breed
open voor ontregeling en hapering
terugslag als krimpgolf bij eb
–
hij schrijft zich tot schaduwrand
bladbestaan in de kantlijn
noot bij wat
. onbeschreven blijft
–
hij schrijft in letters van sneeuw
omdat wit het licht vangt
dat zwart ongevoelig laat
–
hij telt de dagen niet
volgt hun cirkelloop
liniaal voor de week
–
herhaling houdt hem op de been
meer lijnen in de palm van één hand
dan in zijn dagelijkse gang
–
hij proeft tijd in okkernoot
in de wijn die hij nog in de kelder laat
het traag in bier gegaarde vlees
–
als de drank is verdampt
smaakt hij dieper op de tong
bloedstaal van
. ongewis bestek
–
er zit een duikboot in zijn buik
tussen maagwand en endeldarm
soms houdt hij zich gedeisd
wacht dagen op een kans
–
dan vaart hij met groot gedruis
stampend in de diepzee van zijn lijf
is het alsof de boot groeit
raketten in alle richtingen vuurt
–
hij dodelijk getroffen gekromd
op de bank bloedt uit alle poriën
zijn huid een slagveld van inslagen
bombardement van binnenuit
–
in de haven van zijn hoofd
zijn alle lichten gedoofd
hij hangt aan een dunne draad
een anker tussen hoop en wanhoop
–
wacht in een verknipt silhouet
geknapte tulp in rode repen
op zijn
. gemarmerde lippen
–
wie wil niet de grote bonte
specht onder de dichters zijn
zijn kleurige vleugelpracht laat
geen kat blauw blauw
–
hij heeft meer weg van een vleermuis
overdag een vod aan een stokje
’s nachts zweeft hij als een grijs vermoeden
jaagt op dwaalharten in het gras
–
boven het veld kaatst hij echoklank
trekt soepele schuine strepen
tot een onzichtbaar patroon
speelt duivel in schichtvlucht
–
alsof zwarte handen de lucht omroeren
zonder kant of wal te raken
in de nanacht landt hij op het blad
van een schoon geboende toog
–
heft aan met een stem van
. gebroken glas
–
het lot heeft voor hem beslist
of een slecht geknipte nagel
hij stapt met zijn hand in de zak
waarin een gaatje zich openbaart
–
een soort omgekeerde geboorte
overvalt hem onverhoeds
geen streng moet geknipt
maar holte gedicht
–
elke morgen een open mond
leven loopt als zand verloren
vloeit lijk water in de hoge goot
borreling hoorbaar voor wie fluistert
–
hij stopt letters in de gaatjes
hele woorden, zinnen gevormd
tot een prop van brokkeltaal
hij bovenaan het blad als sluitstuk
–
de datum noteert als was het
. waarlijk gedicht