Rikkert Zuiderveld: 50 jaar in het vak!
door Inge Boulonois
Rikkert Zuiderveld (Groningen, 1947) is dichter, liedschrijver, componist en zanger. Vanaf 1967 verschenen van hem, merendeels samen met zijn wederhelft Elly, vele succesvolle albums met luisterliedjes. Als dichter heeft hij een respectabel aantal boeken op zijn naam staan. De eerste lichtvoetige bundels verschenen bij Mozaïek en dateren van 2005 en 2006. Ze bevatten heerlijke diergedichten in de vorm van een trijntje fop en blaken van vernuftige woordspeligheid.
–
Een eenhoorn, wonend aan de Eem,
had een identiteitsprobleem.
Waar hij het meeste last van had
was dat hij slechts één hoorn bezat,
wat hij welhaast nog erger vond
dan ’t feit dat hij niet eens bestond.
–
Uit: Van rococo tot roekoekoe.
–
De slagwerkgroep ‘Het Dierenbos’
slaat er gewoonlijk flink op los
met poot en hoef, met klauw en vlerk.
‘Wij spelen enkel eigen werk,
maar het konijn,’ zegt één der drummers,
‘maakt toch wel de meeste nummers.’
–
Uit: De karaokedil en 63 andere muzikale diergedichten.
De muzikaliteit springt eruit! Door metrum, ritme en rijm laat je de zinnen klinken. Op Wikipedia las ik dat je de liefde voor muziek en taal van je ouders, onderwijzers, meekreeg.
In ons huisgezin was het een gewoonte om met taal te spelen; aan tafel vingen vader en kinderen elkaar vliegen af met allerlei woordspelingen. Met onze zoons strijden we nog steeds in een competitie ‘De flauwste woordspeling ooit’.
Lezen werd bij ons thuis aangemoedigd. Wij hadden als schoolkinderen geen abonnement op de Donald Duck, maar op Kris Kras, een blad met verhalen en gedichten van b.v. Mies Bouhuys, Anne M.G. Schmidt, Han Hoekstra en Jean Dulieu. Pedagogisch verantwoord niveau, voor een gezin met het socialistische na-oorlogse vooruitgangsgeloof.
Was het eerste instrument waarop je speelde een gitaar? Wanneer kreeg of kocht je je eerste?
Op mijn achttiende vond ik op zolder de gitaar van mijn broer, die wat lessen had gehad maar er geen plezier aan beleefde. Daarmee heb ik mijn eerste liedjes gemaakt. Inspiratie van drie kanten: het Franse chanson (Brel, Brassens), Nederlandstalige liedjes (Jules de Corte, Jaap Fischer) en singer-songwriters als Bob Dylan.
In 2009 zag De dikke Rikkert bij Brandaan het licht, een prachtige verzamelbundel met liedteksten, plezierdichten, sprookjes en sonnetten. Je diergedichten zijn trouwens niet in deze ‘grasduining’, zoals jij dat boek graag noemt, opgenomen. Het boek begint met liedteksten uit 1966. Zijn dat je eerste liedteksten?
Inderdaad, ik was nog jong. Soms wat dromerig, soms wat cabaretesk.
Je grasduining bevat talrijke humoristische ollekebollekes, zoals de volgende twee.
–
Werknemers afscheidsdienst:
‘Collegiaal was je,
nijver en toegewijd,
altijd een heer.
Veertig jaar dienstbaar als
lopendebandwerker.
Rust nu maar uit, eh…hoe
heet-je-ook-weer’.
–
Nieuws van de overkant?
Niks meer van Fatima,
sedert de dag dat haar
as is verstrooid.
Toch wel wat vreemd voor zo’n
telepathietalent!
Paranormaliter
had ze dat nooit.
Met je light verses hoorde je in 2017 tot de gelauwerden van het Nederlands Kampioenschap Light Verse Dichten te Emmen. Maakte je als kind al kennis met het luchtige genre?
Ik ben er van jongs af aan mee opgegroeid en in mijn tienertijd schreef ik af en toe plezierdichten. Later, als liedjesmaker en zanger, werd het wat professioneler qua vorm en inhoud, maar het bleef wel draaien om het ‘plezier’.
Zijn er plezierdichters die je inspireren?
Inspiratie van Kees Stip, Drs. P, Ivo de Wijs, Jan Boerstoel en vele andere dichters.
Tijdens het schrijven van liedjes heb ik veel ervaring opgedaan wat betreft de zorgvuldigheid in rijm en metrum, die noodzakelijk is bij het lichte dichtwerk.
In 2011 kwam Adam zaait radijzen uit, een bundel sonnetten waarin jij je als dichter in Bijbelse personages verplaatst. Het christelijk geloof is voor jou (en Elly) zeer belangrijk. Je schrijft zowel light verse als gedichten over het geloof, een aparte combinatie. Valt het je moeilijk om te laveren tussen die twee poëtische polen?
Nee, geenszins. ‘Laveren’ zou ik het ook niet noemen; het zijn loten aan dezelfde stam: de taal, het woord en het Woord met een hoofdletter. Zoals de bijbel zegt: ‘Alles is door het Woord geworden’, daar kun je een mooie theologische en taalkundige verhandeling over houden. Daarnaast koester ik beide aspecten tezamen in wie ik ben, en in hoe ik werk. In elk geval is een bepaalde mate van vakmanschap vereist, zodat alles op zijn plek valt.
Je hebt veel gedichten geschreven voor de EO-uitzending ‘Dit is de dag’ op NPO Radio 1. Je bundel Kleine vergezichten (Ark Media, 2021) met 230 snelsonnetten beleefde al haar derde druk! Naast fraaie reflecties over de actualiteit en de gelaagde werkelijkheid is hierin ook luchtigheid te vinden. Subtiele zelfspot spreekt uit ‘De man’.
(het moet tenslotte over mannen gaan)
waaruit mijn kracht als man wordt rechtgedaan.
Ik vraag haar wel om niet te overdrijven.
–
Of toch maar liever niet: het schrikbeeld blijft
dat zij opeens de hele waarheid schrijft.
Na een halve eeuw in het vak, hebben jij en Elly helaas afscheid moeten nemen van de showbizz omdat jouw gezondheid achteruit gaat. Na zoveel jaar een welverdiende rust. Hoewel rust? Als ik je vele werken overzie, ben je altijd een zeer productieve schrijver geweest. Hopelijk kun je wel blijven schrijven? En zo ja, wat mogen/kunnen we van je verwachten, heb je concrete plannen voor de toekomst?
Gelukkig kunnen we beiden blijven schrijven, onder meer liedjes voor anderen en wellicht brengen we zelf nog iets uit op een album. Er ligt veel materiaal ‘op de plank’, waaronder allerlei plezierdichten en een serie cabaretteksten uit mijn solo-programma’s.
Aangenaam verrast was ik een magnifiek sonnet van jou, getiteld ‘Matthäus Passion’, in de bundel van De Gedichtenwedstrijd 2022 (voorheen de Turing) aan te treffen. In dat klinkdicht komen geloof en subtiele humor wonderwel mooi samen, hetgeen een grote mate van creativiteit verraadt. Die combinatie maakt je tot een unieke dichter.
Zeer recent is Sonnetten bij de tijd verschenen. Die bundel is trouwens tegelijk gepresenteerd met Elly & Rikkert. Kroniek van een levensreis, geschreven door Herman Veenhof. De meeste sonnetten in de nieuwe bundel schreef je voor ‘Dit is de dag’ en voor ‘Langs de lijn en omstreken’. De sonnetten zijn afwisselend serieus en luchtig, een boeiende combinatie in een tijd waarin zingeving vaak geënt lijkt te zijn op persoonlijk genot.
Met welk gedicht, bij voorkeur uit je laatste bundel, zou je dit interview willen afsluiten, Rikkert?
Met een wat luchtig sonnet, ‘De Hollandse leeuwin’.
een uitgesproken liefhebber van vrouwen,
en nu vooral (ik zeg het in vertrouwen)
gegrepen door de Hollandse leeuwin.
–
Vandaar dit loflied op de voetbaldames:
die stellen zich tenminste niet zo aan
als al die mannen die zijn neergegaan,
halfdood en rijp voor ziekenhuisopnames.
–
Soms is het bijna pijnlijk te aanschouwen
hoe deze kerels voetbalmuurtjes bouwen,
dan houden zij hun handen heel precies
–
vlak voor hun kruis, uit angst voor balverlies.
Zo zijn de mannen: bang en onbehouwen.
De enigen met ballen zijn de vrouwen