LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Dichter Rob Van de Zande: een romanticus pur sang

2 mrt, 2023

door Kathleen Ramboer

Kunstpoort is een veel gelezen en gedeeld blog over en voor liefhebbers van kunst. Graag ruilen wij een keer een interview van hen met een van ons. Een kruisbestuiving dus.
Kunstpoort reporter Kathleen Ramboer portretteerde dichter Rob Van de Zande in januari 2022 voor de backcover van zijn nieuwe boek: MinnebrievenBrieven aan Haar (uitgeverij Aspekt). In 2020 verscheen Liefderij, Sonnetterie (uitgeverij Het Punt).
Wij nemen de tekst van het interview in zijn geheel over, daarbij mochten we drie gedichten publiceren uit de laatste bundel van Rob, Schemerdicht, uitgeverij Aspekt. Ondertussen publiceren zij vandaag ons interview met Anne Provoost, van oktober 2022.

 

foto (c) Bernadette Van de Velde

Wanneer ontdekte je dat je graag schreef?
Het gekke hieraan is dat ik eigenlijk nooit graag heb geschreven. Van bij het begin voelde het al aan als iets dat ik moest doen, niet iets dat ik graag deed.

In welke levensfase ben je beginnen schrijven?
Als prille twintiger.

Je bent een klassiek dichter. Is er nog interesse voor klassieke dichtkunst?
In de tijd van de Romantiek was er interesse in klassieke dichtkunst – het was toen de enige vorm van dichten die populair was. Heden ten dage is er meer interesse in moderne poëzie. Men leest liever hippe woorden, die de identiteit van de maker verraden, dan archaïsche raadsels, denk ik.

Vind je je sonnetten toegankelijk voor een groot leespubliek? Is het een niche? Vind je gemakkelijk een uitgeverij?
Nee, toegankelijk voor een groot leespubliek zijn ze niet en zullen ze waarschijnlijk ook nooit zijn. Een niche? Beslist niet. Nu is het gemakkelijker voor me om een uitgeverij te vinden dan pakweg vijftien jaar terug. Maar dat heeft te maken met de kwaliteit van mijn werk. Iedereen groeit naarmate men het vaker doet. En dat was in mijn geval niet anders. Het duurde jaren vooraleer ik mijn persoon in de dichtkunst ontdekte.

Waarom kies je voor sonnetten? Kan je daar in kwijt wat je echt wil zeggen? Waarschijnlijk moet je heel veel sonnetten schrijven om in het in de vingers te krijgen of gaat het bij je vanzelf?
Aanvankelijk schreef ik voornamelijk kwatrijnen en korte verzen. Pas in mijn derde manuscript ben ik me echt gaan toeleggen op sonnetten. Een goed sonnet kunnen schrijven is als een ambacht, het vergt heel wat oefening en kunde. Zoiets – of je moet een wonderkind zijn – moet men leren. En hoe vaker je het doet, hoe beter je erin wordt. Je kan meer kwijt in een ballade dan in een sonnet, omdat je meer (speel)ruimte hebt. In een sonnet ben je gebonden aan de vorm en het rijm. In veertien regels ben je meer beperkt dan in dertig of veertig regels. Maar voor mij is dat nu de enige vorm van dichten, afgezien van mijn dichterlijk maatwerk, die ik opzoek én die mij opzoekt.

Je werkt ook vaak in opdracht. Is dat niet moeilijker dan vanuit je innerlijke ziel te schrijven? Ontdek je zo onderwerpen, thema’s waar je anders nooit zou over dichten? Ben je meestal tevreden over deze ‘toegepaste’ dichtkunst?
Ik schrijf altijd vanuit mijn ‘innerlijke ziel’. Anders zou het niet lukken. Een vers bij een beeld maken is een uitdaging. En op dat gebied zoek ik die maar al te graag op. Maar het is eerder een kwestie van erop of eronder. Of je hebt het in de vingers of niet. Beelden begeleiden met poëzie is niet iets dat je kan leren. Je kan het of je kan het niet.

Wanneer ik je naam google vind ik vaak gedichten geschreven bij beeldende kunst. Je bent blijkbaar gespecialiseerd in dichtkunst op maat. Zo illustreerde je een kunstwerk van de overleden Daan van Golden met een gedicht. Valt het moeilijk een klassiek gedicht te schrijven bij hedendaagse kunst en/of abstracte kunst? Of zoek je net het contrast of de tegenstelling op?
Zoals ik eerder schreef, het is een uitdaging. Toen Cor Gout, hoofdredacteur van het literair tijdschrift Extaze, me vroeg of ik iets wou schrijven bij een werk van van Golden, twijfelde ik niet. Meteen ging ik ermee aan de slag. En wat later stond het vers er. Let wel, ik had toen al een zestigtal beelden begeleid met poëzie, dus ik was niet bepaald aan mijn proefstuk toe. Maar voor zoiets kan je niet naar een leerschool, je kan het of je kan het niet.

Daan van Golden, Roses for Willem and Verena, c.a. 1975, papier, 51 x 41 cm.
foto (c) Literair tijdschrift Extaze

 

Als uit Victoriaanse tijden
Heeft hij ons thans geschapen:
Ranke blommen die verglijden
In timbres van woudknapen,
Leggen zij hun adem vast –
Waar wolk en vloed minnekozen
Blaas ik door m’n eedle kwast
Een tafereel vol blauwige rozen.

(c) Rob Van de Zande

 

Je publiceerde vier dichtbundels met als laatste – Liefderij, Sonnetterie – Behalve poëzie schrijf je nu ook MinnebrievenBrieven aan Haar- uitgeverij Aspekt.
Hoe anders voelt dit aan in vergelijking met poëzie schrijven? Kan je in je hoofd switchen van het ene genre naar het andere? Beschouw je deze Minnebrieven als poëzie in prozavorm?
Correctie: Liefderij is de zesde bundel, die andere twee bundels hebben terecht hun ziel verloren. Ik werk in episodes van telkens drie of vier maanden. De ene keer werk ik vier maanden aan een manuscript met sonnetten, de andere keer aan een manuscript met minnebrieven. De brieven zijn eerder poëtisch dan prozaïsch, dus hoef ik niet al te veel te switchen. Ik zou het niet kunnen ook, prozaïsch schrijven, bedoel ik dan. Een proza-pen kan ik, helaas, niet hanteren.

Zijn deze Minnebrieven een logisch gevolg of een vervolg op de gedichten? En waarom?
De minnebrieven hebben weinig met de gedichten te maken. Afgezien van het feit dat ze gericht zijn aan dezelfde muze hebben ze niks met elkaar gemeen.

Ik las een fragment van –Brieven aan Haar– op je blog van zondag 21 november 2021. Het taalgebruik laat me naar een tijdperk raden. In welke tijd mogen we deze ‘Brieven aan Haar’ situeren? Of beschouw je ze als tijdloos?
Men schrijft vaak dat het personage in mijn bundels een 19e -eeuwse jongeling is. En in de brieven is dit niet anders. Ik schrijf telkens vanuit één en dezelfde ziel. Eén die nooit zal tanen of vergaan. Maar dat is meer een vloek dan een zegen.

Is –Brieven aan Haar– biografisch?
Brieven aan Haar is fictief, maar geschreven met een bloedende hand. Semi-biografisch dus.

Mogen we je Minnebrieven romantisch noemen? Ben je een romanticus?
Ze dateren vanuit een romantisch tijdperk. Ik heb ze geschreven in een staat van vervoering, dus ja, romantisch zijn ze wel, vind ik. Een romanticus, ik? Jammer genoeg wel ja, een romanticus pur sang. De vlam van een ware romanticus zal, hoe hevig de storm ook tegen de rozenblaadjes slaat, nooit echt doven.

Ben je in je hoofd constant aan het dichten of gaat je poëtisch brein soms op slot? Vind je vaak inspiratie op vervelende momenten, midden in de nacht bijvoorbeeld of tijdens een boeiend gesprek wanneer je niet in de mogelijkheid bent iets te noteren?
Kijk, voor mij is het dichterschap een leven op zich. Het is geen kantoor job, waarbij je in en uitklokt, en rechthebbend, uitkijkt naar vrije weekends en dergelijke. Nee, het is iets dat je overal waar je gaat meedraagt, meezeult beter gezegd. Maar ik heb er vijftien jaren geleden bewust voor gekozen en ‘contradictio in terminis’ kies ik er nog elke dag voor. Om op je vraag te antwoorden: je bent er voortdurend mee bezig, maar het is geen vorm van egoïsme; ik ga nog graag gesprekken, die niets met poëzie te maken hebben, aan. Meer nog, ik vind het boeiend en verrijkend iets bij te leren dat niets met mijn werk te maken heeft.

Als je terugblikt op je eerste dichtbundel, ben je daar nog altijd tevreden over? Is je taalgebruik ondertussen veranderd?
Tevreden is een groot woord, maar het is een natuurlijke gang van zaken; in die zin dat je pas goed wordt naarmate je het vaker doet. In het begin is het steeds wat zoeken, maar eenmaal je het gevonden hebt … En hetzelfde geldt met het taalgebruik. Al was ik, naar mijn mening, nooit echt modern in het taalgebruik. Jammer genoeg was de punt van mijn pen eerder dof dan glansrijk.

Je sonnetten zijn welluidende gedichten. Is een ritmisch, metrisch gedicht voor jou noodzakelijk voor een ‘goed’ gedicht?
Wat is een goed gedicht? Ik denk dat iedere lezer dat voor zichzelf bepaalt. Er is niet echt een maatstaf, vind ik.

Met welke dichters voel je je verwant?
Ik zie niet echt een spiegel, maar een schim naast John Keats.

Wie bewonder je onder de levende dichters?
Bewonderen? Ik heb respect voor iedereen die een goede pen hanteert.

Heb je nog toekomstplannen? Mogen we ooit een klassieke roman van je verwachten?
Naast mijn dichterlijk maatwerk, zal ik me blijven toeleggen op het schrijven van sonnetten en minnebrieven. Maar een klassieke roman? Nee, helaas niet.

Heb je een tip, kan je een dichtbundel aanraden, buiten je eigen dichtbundels, voor de lezers van Kunstpoort?
Hangt ervan af wie wat wil, hé. In het algemeen durf ik te stellen dat The Ballade of Reading Goal van Oscar Wilde een aanrader is voor iedereen die goede, ritmische poëzie wil lezen.

Drie gedichten uit de bundel Schemerdicht:

Haar aanschijn

Als ik jouw aanschijn ontberen moet,
Fluisteren bloemen niet meer in kleuren
Hoe bevallig fris en zoetig ze geuren,
Doch verliederlijken ze tot ‘n schare roet.

Als ik jouw aanschijn ontberen moet,
Voleinden de gestreepte leeuweriken
Hun zang die de stilte op doet schikken
En hoort men louter druppelend bloed.

Als ik jouw aanschijn ontberen moet,
Dooft de warmte in ‘t menselijk gemoed
En wordt ieders ziel met een kilte beslaan.

Woestijnen, landerijen en ijsbergmeren
Verstenen als ik jouw aanschijn moet ontberen
En wat nog leven ademt wordt tot as verdaan.
De sonnettier

Kon ik je maar een aubade brengen,
Jou veredelen in woorden van zang
En hoezeer ik naar jou verlang,
Als onze zielen zich niet tot een mengen.

Of was ik maar heerser over iedere bloem
En kon ik maar hun bloei bepalen
Dan zou ik zon laten nederdalen
Terwijl ik hen een voor een naar je vernoem.

Of kon ik maar een penseel hanteren
En in je tinten mijn hart bezeren
Voor jou en mij, een eeuwig portret,

Doch thans moet ik het maar stellen
Met woordensmet die mij doet kwellen,
Met wie ik maar kan zijn in dit sonnet
In heugenis

Heug me, als ik er niet meer wezen zal,
Als de dichter die je hart elke dag bloemen bracht,
De kaars haar vlam opriep tijdens je donkerste nacht
En je oren bedekte voor des werelds geschal.

Heug me, als ik er niet meer wezen zal,
Als de zon die voor jou een winterdag bevocht,
Wanneer vorst zich genadeloos door je aderen vlocht
En jou met warmte diende als een trouwe vazal.

En heug me, als ik er niet meer wezen zal,
Als de gelovige die jou aanschouwde als een bergkristal –
Zo zuiver dat je elkeens wonde kon genezen.

Doch heug me vooral als jouw levensgezel,
Als je geliefde die jou behoedde voor alle leed en kwel,
Heug me, voor jou zal ik er te allen tijde wezen.

Schemerdicht 2022,
Uitgeverij Aspekt
ISBN 9789464628746

Brieven aan Haar 2022,
Uitgeverij Aspekt
ISBN 9789464620542

Liefderij 2020,
Uitgeverij Het Punt
ISBN 9789460795077

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...