‘Als ik mij zou moeten voorstellen aan een publiek zou ik zeggen dat ik Ivan Sacharov ben, en dichter. En ik zou snel de aandacht van mezelf proberen af te leiden naar de gedichten, want ik houd er niet van om zelf in de belangstelling te staan. Jazeker, ik recenseer bij Meander poëziebundels en verdorie: ik werk ook nog! Maar dat is bijzaak. Het gaat in de eerste plaats toch om de poëzie. Of eigenlijk: om genieten. Want poëzie (in de breedste zin van het woord) is wat het leven voor mij genietbaar maakt. Poëzie als een pauze waarin alles mogelijk is. Werkend in de gezondheidszorg zie ik te vaak hoe mensen alleen maar bezig zijn met regelen en redderen – een neiging die ik ook bij mezelf constateer. En dan voldoet een poëziepauze beter dan een plaspauze om van tijd weer een zee van tijd te maken. Een zee zoals die op de bijgeleverde foto: met een uitspringende goudvis die geen vis is! Dat is poëzie. Een kwestie van kijken, de ogen openen voor wat niet te zien is. Zo moet het en zo moeten mijn gedichten niet gaan over een strand, maar over het bewustzijn van de mensen die ze lezen.’
–
–
de zee te zien
tussen de strand-
schermen, misschien
om uit de wind er
de ogen op
te laten rusten
en zonder hinder
het vrij te vinden
wat vrij daar van
de kust en drukte
een dag uit topt
als het gelukte
–
Want opstappen heeft plaats
op gloeiend zand, het laatst
de voorvoet met je tenen,
waaronder haast verdwenen
de grond het laatste plekje vindt
van wat een aanraking geweest
in je gedachten nu begint
je zonder voelen bij te benen,
om plaats te hebben in de geest.
–
Eilandje op het Wad.
Zandloper in het nat.
Met aan de achterkant
een weggeslagen strand
en aan de voorkant nieuw
geschapen land, een view
op wat nog niet geschied
in wind schuilt als een lied.
Wij zijn daar, of zijn niet.