LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Edward van de Vendel

27 jan, 2024

De magie ontstaat voor mij tijdens het schrijven wanneer er in het gedicht iets gebeurt wat ik niet zag aankomen.

door Kamiel Choi

Edward van de Vendel werd geboren in Leerdam, op 1 augustus 1964. Hij schrijft romans voor kinderen en jongeren, poëzie, non-fictie en prentenboeken, die voor het grootste gedeelte gepubliceerd worden bij uitgeverij Querido.
Hij was initiatiefnemer van de series Querido Glow (boeken voor jongeren met LHBTQIA+hoofdpersonen), Slash (jeugdboeken gebaseerd op het leven van bijzondere jongeren) en Tijgerlezen (boeken voor kinderen die net beginnen met lezen of niet van lezen houden), van Vuurland en van het online literair magazine EurostoryDaarnaast maakt hij podcasts, zoals Gloei en Lawines Razen.
Hij kreeg voor zijn oeuvre de Anna Blaman Prijs 2019 (driejaarlijkse literatuurprijs van de stad Rotterdam) en zijn boeken werden bekroond met de Gouden Zoen/Lijst (beste boek voor jongeren, 4x), Zilveren Griffel (14x), Woutertje Pieterse Prijs (2x), en hij werd vijf keer genomineerd voor de internationale Astrid Lindgren Memorial Award. In 2023 ontving Edward van de Vendel de Gouden Griffel voor het boek Misjka dat hij schreef samen met Anoush Elman. Rechten van zijn boeken werden verkocht naar meer dan vijfentwintig landen.

Zijn bekendste dichtbundels zijn Ik juich voor jou (2012, Gouden Poëziemedaille, met tekeningen van Wolf Erlbruch) en Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt (2019, Zilveren Griffel, Gouden Poëziemedaille, met tekeningen van Martijn van der Linden), waaruit hij voorlas tijdens de Nacht van de Poëzie 2016 en 2021.

foto © Jota Chabel

 

Ter gelegenheid van de Poëzieweek 2024, het grootste jaarlijkse poëziefeest van de Lage Landen, die dit jaar van 25 tot 31 januari wordt georganiseerd door onder andere Poëziecentrum en Poetry International, sprak Meander met Edward van de Vendel, auteur van het poëziegeschenk. Het thema van dit jaar is Thuis.

Gefeliciteerd dat je het poëziegeschenk 2024 hebt mogen schrijven voor de poëzieweek. Het is je eerste bundel voor volwassenen. Hoe heb je de uitdaging ervaren?
Ik schreef een eerste gedicht voor volwassenen en dat loste iets op, namelijk de vraag wat voor cijfer mijn moeder aan het leven zou geven. Daarnaast was het zo dat ik heel veel kinderboeken heb geschreven. In 2024 kwam ook mijn honderdste kinderboek uit en dat was een soort komma, een aanleiding om iets nieuws te proberen. Dus ik ging proberen om tien gedichten te schrijven voor volwassenen over belangrijke dingen uit mijn leven, rondom het thema ‘thuis’. Ik heb besloten dat ik dat maar één keer doe, zodat er een soort spanning op die gedichten staat.

Was het makkelijk om door te gaan toen je dat gedicht adem af had?
In de zomer dat ik dit schreef ging mijn relatie uit, daar heb ik ook over geschreven. Het was niet moeilijk om de onderwerpen te bedenken. Het was niet moeilijk om opeens voor volwassenen te schrijven, omdat ik alle poëzie schrijf met een bepaalde ernst als inzet. Als kinderen de doelgroep zijn, stel ik niet minder eisen aan een gedicht. Het verschil zit in de thematiek: ik ga niet voor kinderen schrijven over een volwassen relatie die uit is na 21 jaar of over de dementie van mijn vader. Dat hoort niet in kinderliteratuur thuis.

 

Adem

Mijn moeder gaf haar Wordfeud af.
Ze had nog even, maar het leven,
die glasgeblazen geest, mocht het alvast wel hebben.

Toen de nog maar half gelezen thriller, Johan Theorin.
Haar koken ook, haar lopen, ze leverde zichzelf
stilletjes en waardig in – daarna haar eten.

Wat ik al sinds ze stierf heb willen weten:
mam, wat vond je er nou van? Welk cijfer
zou je geven, mam, aan het bestaan? Aan het

er zijn geweest? Ik hoop zo dat voor het meeste
wat ze aan het einde heeft verteld hetzelfde geldt
als wat ze vroeger zei toen ze haar tweede zoon

weer eens wat somber aan de telefoon gehad had
na zijn emigreren. ‘Hij belt als hij ons mist.
Geluk hoef je niet steeds met woorden te bezweren.’

Dat wat waarneembaar breekbaar is, is niet per se
waarmee het is gevuld. Glas is een zucht die je pas ziet
omdat hij door een hitte werd omhuld. Mijn moeder

overhandigde tenslotte ook haar adem. Het was nacht.
Maar ’s ochtends lag ze in haar kussens als een meisje
dat een vijf verwachtte. Glimlachend. Want ja, een acht.

 

Was er een sleutelmoment waarop je besloot schrijver te worden?
Ik heb nooit schrijver willen worden toen ik jong was. Ik wilde meester worden op een basisschool. Mijn vader was directeur van een basisschool en mijn moeder was kleuterleerkracht. Studeren vond ik te theoretisch, alhoewel ik een studie Nederlands vast ook heel leuk had gevonden. Ik werd inderdaad meester, maar mijn andere ambitie was om liedteksten te schrijven. Dat deed ik ook veel, en zo kwam ik in aanraking met de kinderpoëzie. Mijn teksten heb ik opgestuurd naar Vrij Nederland en die werden geplaatst. Er kwam een bundel van en toen was ik opeens kinderboekenschrijver. Uitgeverij Querido zei: ‘jij gaat ook proza schrijven’.

Waarom schrijf je, waar haal je de meeste inspiratie uit?
Ik ben 28 jaar geleden gedebuteerd. Ik heb al die tijd doorgebracht met alles wat er om me heen gebeurt te toetsen aan de vraag of ik er iets mee kan. Er wordt voortdurend een reservoir opgebouwd aan dingen die ik heb gelezen of meegemaakt. Ik heb bijvoorbeeld sinds een jaar een huisgenoot, één van een drieling. Die komt ook voor in één van de gedichten uit het poëziegeschenk.

Beschouw je jezelf vooral als dichter of als verhalenschrijver?
Het is echt wel allebei. Het is de toon, helderheid en lichtheid van de kinderliteratuur die ik heel aangenaam vind. Poëzie gaat me wel het makkelijkst af.

Je bent voltijds schrijver. Hoe ziet je werkdag eruit?
Mijn voltijds schrijversbestaan is heel afwisselend, want ik ben ook vertaler en uitgever. Een dag kan bestaan uit het vertalen van een Engelse tekst tot communicatie voor de uitgeverij. Voor het schrijven zelf moet ik isolatie opzoeken, dat kan ik niet thuis. Ik woon in Amersfoort, waar we fijne werkplekken hebben in de bibliotheek. Daar kan ik ook schrijven. Het gaat om de opdracht die ik mezelf geef in die isolatie.

Hoe werk je, begin je met een idee en kies je dan de vorm?
Bij veel van wat er in het reservoir zit weet ik meteen wat voor vorm erbij hoort. Over de belangrijke dingen uit mijn leven zou ik niet in columns kunnen schrijven. Dat moesten gedichten worden.

Is dat een kwestie van ervaring?
Ik lees heel veel, ben ongebreideld nieuwsgierig. Bij al die onderwerpen die een vonk doen overslaan denk ik ‘wat kan hiervan komen?’

Wat kun je in een gedicht zeggen?
Een gedicht is meer taal. Ik begin met regels die ik bedenk, maar het is vervolgens het ritme of het rijm wat het dan verder trekt, ook inhoudelijk. Bij een verhaal weet je dat van tevoren. Daarnaast kun je in poëzie niet makkelijk personages introduceren, maar het is wel mogelijk. Zo komen in mijn laatste bundel de katten Hannes en Hassan voor. Vanuit de poëzie kan ook proza ontstaan, maar de tekst moet wel steeds ‘kaler’ worden; er moet steeds meer beeldspraak uit. In mijn laatste prozaboek, Misjka, een verhaal voor kinderen van acht, worden poëtische middelen heel spaarzaam en hopelijk doeltreffend ingezet.

Vindt de magie vooral op papier plaats of bij het voordragen?
Als kinderboekenschrijver ben je meer bezig met je publiek. De magie ontstaat voor mij tijdens het schrijven wanneer er in het gedicht iets gebeurt wat ik niet zag aankomen. Ik moet het eerst hardop aan vrienden voorlezen om te horen of het overkomt zoals ik het had bedoeld.

De bundel heeft een toegankelijke stijl maar gaat over zware onderwerpen (verlies, dood, branding van een koe, relaties die uitgaan, eenzaamheid tijdens corona, bullying). Ik las over inspiratie van de kinderboeken van auteurs als Guus Kuijer, Wim Hofman, Paul Biegel. Wat zijn je inspiraties voor poëzie?
Ik houd van Herman de Coninck in zijn helderheid en lichtheid, en Paul Snoeck vind ik fijn om te lezen. Dichters van nu die ik heel goed vind zijn Eva Gerlach, Ellen Deckwitz, Roelof ten Napel, Iduna Paalman, Moustafa Stitou, Esther Naomi Perquin. Maar ik zie geen directe lijntjes vanuit hun werk naar het mijne.

Hoe ziet een typisch Vendeliaans gedicht eruit?
Er zit altijd wel ritme en rijm in, maar niet op de traditionele manier. Ik gebruik veel binnenrijm. Veel gedichten zijn als een soort waterval tot stand gekomen. Ik begin met een strakke eerste zin die tuimelend naar beneden gaat naar vaste grond in een laatste zin, en in dat tuimelen zit heel veel ritme en klankherhaling. Soms ziet het er ook echt als een waterval uit op papier. Als ik begin sta ik bovenaan de waterval en ik weet hoe het van boven naar onder gaat. De zinnen komen dan vaak heel makkelijk.

Wil je verder nog iets kwijt over deze bundel?
Er staan hele persoonlijke verwijzingen in, bijvoorbeeld naar de Zweedse thrillerschrijver Johan Theorin, de auteur van het laatste boek dat mijn moeder niet meer uitlas. Het gaat niet om die man, maar ik merkte dat dit het zichtbaarder maakte. Als ik iets specifiek omschrijf met welgekozen details wordt het daardoor invoelbaarder voor mensen met hun eigen ervaringen. Hoe specifieker je soms wordt, hoe algemener het wordt, en dat is een hele gekke beweging. Bijvoorbeeld, door van mijn eerste grote liefde het merk van de body splash te schrijven waarmee we douchten, hoop ik dat de lezer dit op zijn eigen manier herkent, en natuurlijk niet gaat nadenken over body splash.

Het schrijven van liedjes was een jongensdroom die uitkwam. Wat zou je nog willen realiseren?
Ik zou het leuk vinden om weer meer liedjes te doen, maar mijn echte missie is Blauw gras, mijn eigen uitgeverij. Het is een kleine uitgeverij, eind 2024 komen de eerste boeken voor jonge mensen van 10 tot en met 40 jaar. Het gaat om boeken, non-fictie en fictie, die in hun algemeenheid een link met iets maatschappelijks hebben, dus thema’s als immigratie, klimaat of gender. Dit bestaat incidenteel wel bij uitgeverijen als Das Mag of Pluim, maar specifiek voor kinderen en jongeren is er nog te weinig.

Kun je nog iets meer zeggen over de naam?
Mijn eerste roman heette De dagen van de bluegrassliefde. Na 25 jaar is deze eindelijk in Amerika uitgekomen. En ik houd erg van bluegrassmuziek. Gras is heel erg geaard, helder en duidelijk, en dat blauw geeft het een verbeeldingstwist. Ik ben wel boven New York in het huis geweest waar Walt Whitman woonde en zijn werk schreef – maar dat is toeval.

 

Tijdens de poëzieweek krijg je het poëziegeschenk ‘Kom nog even naar mij kijken straks’ van Edward van de Vendel cadeau bij besteding van € 12,50 aan poëzie, bij sommige winkels krijg je de gedichtendagposter cadeau, veel boekwinkels verzorgen optredens van dichters. Edward van de Vendel zal zelf op negen locaties in Nederland en België optreden. Meer informatie hier.

 

 

     Andere berichten

Interview Alfred Schaffer

Interview Alfred Schaffer

‘Je kunt een taal niet verantwoordelijk houden voor een regime’ door Gerard Scharn - Dichter Alfred Schaffer (Leidschendam, 1973) woont en...

Interview Arjan Witte

'Poëzie is geen uitlaatklep want de emoties zijn niet de uitstoot maar de brandstof. Dat de boel lekt is een ander verhaal.' door Gerard...