Er staat wat er staat, maar het vertelt zoveel meer
door Paul Roelofsen
–
–
Robin Veen (Den Haag, 1963) heeft meerdere talenten; hij schildert, zie het voorplat van deze bundel, fotografeert, schreef gedichten en droeg deze voor op vele podia. Helaas zijn de laatste twee vormen om zich te uiten niet meer voor hem weggelegd; twee herseninfarcten veroorzaakten daar te veel schade voor.
In 2006 begon hij met het schrijven van gedichten die hij onder meer voordroeg tijdens slam-poëziebijeenkomsten in het Amsterdamse café Festina Lente. Ik heb hem daar dikwijls horen optreden, en hoewel ik vond dat zijn gedichten zich meer leenden om te worden gelezen – het subtiele in zijn poëzie komt dan beter tot zijn recht – maakte hij enorm furore in deze wedstrijdvorm van de dichtkunst.
Niettemin sloeg hij omtrent 2015 een nieuwe weg in; die van de vaste vorm, en met name die van het sonnet. Een betere keuze had hij niet kunnen maken, want deze vorm past hem als gegoten. De bundel De zwaluwen zijn dit jaar niet gekomen getuigt daarvan in zevenenzestig verzen, die alle zonder uitzondering van een buitengewoon hoog niveau zijn.
Vele gedichten ademen het moeizame bestaan van Robin Veen na zijn infarcten, maar de bundel bevat ook verzen die het droomwereldje van aanstormende dichters in beeld brengen.
Dit sonnet bijvoorbeeld:
–
Het middaglicht gebroken door het glas
ontsluit het universum van de waan
waarin we zijn gevlucht voor het bestaan
dat ooit zo veelbelovend voor ons was.
–
We paffen voor de deur een peuk tot as
waarna we kleumend weer naar binnengaan
en snel een borrel achteroverslaan.
Wie leegte zoekt die zit hier eersteklas.
–
In binnenvallend zonlicht warrelt stof.
We lezen stil de krant of doen alsof
en drinken weer een stuk in onze kraag
–
negeren de caféklok stoïcijns
en soms noteren we na lang gepeins
het antwoord op een nutteloze vraag
De twee klassieke kwatrijnen, abba abba, vormen een stevig fundament, waarop de licht afwijkende terzinen, cde ffe, moeiteloos verder kunnen borduren naar een wending, de volta, die vrij rustig wordt ingezet om de laatste regel des te pregnanter uit te laten komen. Inhoudelijk is dit sonnet van begin tot eind even herkenbaar als verrassend. En geestig! Ik kan regels aanhalen die me in het bijzonder treffen (‘Wie leegte zoekt die zit hier eerste klas’ en ‘het antwoord op een nutteloze vraag’ bijvoorbeeld), maar wat me meer opvalt is de eenheid, de cohesie in het gedicht. Alle regels doen ertoe en sluiten op elkaar aan. En daarmee treedt Robin Veen in de voetsporen van onder meer Menno Wigman en Frank Starik.
Zoals gezegd hebben vele verzen betrekking op de dichter zelf, in het bijzonder op zijn strijd met de achteruitgang van zijn lichamelijke en zintuigelijke mogelijkheden.
–
Mijn bed staat voor het raam bij het balkon
met uitzicht op een natte najaarsdag.
Ik luister naar het requiem van Bach
en denk aan toen het allemaal begon.
–
De onbezorgde dagen in de zon
dat ik bij Zandvoort op het naaktstrand lag
met jou. Mijn onbekommerde gedrag.
Ik leefde nog op mijn testosteron.
–
Die zomers stelde niemand ooit een vraag
bij alle gaten in de ozonlaag,
want iedereen was door en door gezond.
–
Je streelde loom mijn roodverbrande huid.
De zon wierp toen haar schaduw al vooruit.
Ik wist niet wat me nog te wachten stond.
Een gedicht, zo fijnzinnig en ontroerend, dat je het geweld zou aandoen als je het zou analyseren. Er staat wat er staat, kraakhelder, maar het vertelt zoveel meer. Zonder me tot superlatieven te laten verleiden, vind ik deze bundel er een om iedereen, die maar iets met poëzie heeft, van harte aan te bevelen.
____
Robin Veen (2024. De zwaluwen zijn dit jaar niet gekomen. Uitgeverij U2pi, 91 blz. € 15,00. ISBN 9789493364615