Aarde
Aardappelen gepoot langs strakke lijnen
De pootstok hangt naast de schoffel in rust
De schop is schoon
Tot laat in de avond wacht mij
het tuingerei
verwacht dat ik een graf
zal graven voor de vogel
die onderweg zijn poot verloor
Ik weet niet wanneer ze vertrok
Wel dat het lachen verdween
’s Nachts zijn er dromen van zomers
met teilen vol water en zon op haar hoofd
Wat stukgeslagen werd op het oppervlak
bleef achteloos achter op de weerloze bleek
Ze is een zwemster die slagen beheerst,
onder water kan zien. ’s Morgens
kan ze naar de rivier. Daar op
de bandijk ziet ze vogels vertrekken
en water stromen. Onopgemerkt
zet ze er grond onder haar voeten.
Klimop
slingert zich omhoog
tot in de goot waar duiven broeden
De buurman jaagt ze op
met een waterpistool
klimt op een ladder, leegt de nesten
en knipt het blad tot de grond toe af
In november is hij verhuisd
Op de muren bleef hechting achter
Ik zou duiven kunnen voeren
Verhuizen
van wit naar zwart
vliegen zij over het meer
eilanden toppen als heuvels
boven water uit
takken reiken in de lucht
jij wordt gered en ik dan
hoor ik hen zeggen
in mijn verdronken dorp
waar hoven achterbleven
het heldere water stroomt
hoogtevrees heb ik verleerd
misschien leer ik een taal
te mooi om waar te zijn