LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Het commentaar op het vertalen van poëzie

25 apr, 2025

Tweegesprek tussen Peter Vermaat en Hans Puper

door Janine Jongsma



In het tweede gesprek onderzoeken Vermaat en Puper of het vertalen van poëzie eigenlijk zin heeft. Voor het eerste deel klik hier.

Peter Vermaat
Volgens mij zouden er vooraf nog een paar vragen moeten worden beantwoord, om tot een goede afweging te kunnen komen. In de eerste plaats deze: ‘waarom zou je überhaupt poëzie willen vertalen?’ Ik kan me dat prima voorstellen bij gedichten in een taal die door weinig lezers wordt beheerst, zoals Latijn of Russisch. Bij Engels wordt dat mijns inziens al een stuk minder logisch: zeker de jongere generaties beheersen die taal soms beter dan het Nederlands. Vervolgens speelt ook de vraag: ‘wat is je kans van slagen?’

Bij veel poëzie waarvan ik houd, ligt de waarde ervan grotendeels achter de gebruikte taal; bij een vertaling loop je het grote risico dat die op een nog grote afstand wordt gezet. Niet voor niets gaf ik in mijn bespreking een vrij prominente plek aan het citaat waarin poëzie juist als het onvertaalbare wordt gezien. Je moet daarom als vertaler van goeden huize komen, je instrumenten – de beide talen – uitstekend beheersen, affiniteit met, maar vooral ook visie hebben op de te vertalen poëzie en tenslotte (en vind dat een conditio sine qua non) ook verantwoording afleggen over je doelstellingen, je vertaalprincipes en de kwaliteitscriteria die je daarbij zelf hebt gehanteerd. Dat hoeft ook helemaal niet te resulteren in een gloria-halleluja-verhaal: juist het falen en de reflectie daarop kan buitengewoon verhelderend zijn voor de lezer.

Neem nu het kennelijke voornemen van Van der Vegt om het rijmend Engels van Auden ook in rijmend Nederlands te vertalen. Mogelijk – de verantwoording ontbreekt, dus het is gissen – is eveneens geprobeerd mannelijk en vrouwelijk rijm dito te vertalen en heel misschien – in het voorbeeld blijkt het niet, ook (of juist) niet waar het wel mogelijk was – is getracht het aantal lettergrepen per vers van de vertaling gelijk te houden met dat van het origineel. Zoals jij voorheen al op een aantal plaatsen aangeeft, leidt dat niet tot de meest bevredigende vertalingen. Rijm, metrum, ritme en verslengte kunnen echter van even groot belang zijn voor de ervaring van het gedicht als de betekenis ervan. Die afweging kan daarmee valide worden en leiden tot een resultaat dat – waren deze principes niet toegepast – voor de lezer ‘levendiger’, zoals jij het noemt, zou zijn geworden.

Heel basaal komt de keuze dan neer op de vraag: ‘vertalen of hertalen?’

Hans Puper
Ik realiseer me nu dat ik het woord ‘levendig’ wat slordig heb gekozen. Ik bedoelde ‘poëzie die leeft’. Heel subjectief natuurlijk, zo’n oordeel, maar het valt altijd te beargumenteren. Dit terzijde. Wat je zegt over rijm, metrum en ritme voor de beleving van poëzie: dat kan onmisbaar zijn voor de beleving van het gedicht, daar heb je gelijk in. Soms heb je nauwelijks speelruimte, bij Auden bijvoorbeeld in ‘Refugee Blues’ – een blues stelt zijn eigen ritmische eisen. Dit gedicht is trouwens prachtig op muziek gezet door Ted Slowik.

Als je dichters vertaalt, ook uit het Engels, breng je hen onder de aandacht van Nederlandse lezers. Daarmee zet je de vensters open naar andere landen en culturen. En goede vertalingen zijn ook een verrijking van de Nederlandse poëzie. Ik kan me voorstellen dat het ook voor uitgeverijen aantrekkelijker is om vertalingen uit te geven in plaats van het oorspronkelijke werk. Dan moet er wel een zeer bijzondere reden zijn om dat te doen. Als de dichter een Nobelprijs krijgt, bijvoorbeeld.

Dat de poëtische waarde grotendeels achter de gebruikte taal ligt: dat is heel vaak zo. Zie dat maar eens te vertalen. Maar voor een dichter als K. Schippers zal dat minder moeilijk zijn, gezien zijn schrijfwijze en thematiek. Voor proza geldt overigens hetzelfde. Reve is nauwelijks te vertalen, Hermans veel beter.

Een uitstekende beheersing van de doel- en eigen taal is natuurlijk zeer belangrijk; ik heb overigens weleens gelezen (bij Karel van het Reve, geloof ik), dat sommigen zich die beheersing van de doeltaal al vertalend eigen maken. En de grote uitzondering is het talenwonder August Willemsen: hij vertaalde poëzie van de Curaçaose dichter Pierre Lauffer uit het Papiaments, zonder die taal te kennen. Met een verbluffend resultaat! (Hoe hij dat deed, kun je hier lezen).

Een heldere visie op de wijze van vertalen, de noodzaak van een verantwoording van de aspecten die je noemt: daar ben ik het geheel mee eens. Wat ik ook prettig vind is een inleiding die de vertaalde gedichten een goede context geeft, vooral als de dichter weinig bekend is: het poëtisch klimaat, zijn of haar poëtica, eventueel de poëtische kringen waarin hij of zij verkeerde, et cetera.

Vertalen of hertalen: een basisvraag inderdaad. Of herscheppen. Het lijkt me dat je aan dat laatste niet ontkomt, hoeveel recht je de dichter ook probeert te doen. Origineel en vertaling kunnen onmogelijk samenvallen. Willemsen had daar een mooie uitspraak over: ‘Vertalen is een spelletje canasta: als je aan het eind maar je rijtje hebt. Een ander rijtje dan de schrijver, uiteraard. En verliezen doe je altijd’. Iets optimistischer dan de grappige uitspraak van Auden die jij citeerde in je recensie: ‘poëzie is datgene wat bij vertaling verloren gaat.’

Peter Vermaat
Om te voorkomen dat citaten een eigen leven gaan leiden, meteen maar even de correctie herhaald dat niet Auden, maar Robert Frost dit geschreven heeft.

Wat je schrijft over Nobelprijzen en uitgevers is – helaas, denk ik – inderdaad het geval. Dit brengt me op de motivatie voor een vertaling. In de eerste plaats kan die gelegen zijn in de persoonlijke fascinatie van een vertaler voor een dichter of een bepaald werk. Door het te vertalen kun je het misschien wel ‘dichter op het spoor’ komen dan door je tot het alleen lezen ervan te beperken. Of het resultaat van je vertaling zelf leesbaar is of waarde heeft voor een breder publiek doet dan niet eens zo ter zake. Je kunt er zelfs van overtuigd zijn dat bepaalde poëzie onvertaalbaar is (zoals G.H. Blanken in de verantwoording van zijn vertaling van Kafavis stelt over de gedichten van Dionysios Solomos (1798-1857)), maar het toch proberen vanuit persoonlijke drijfveren.

Voor uitgevers kan het (rechten-technisch) aantrekkelijk zijn om ‘grote’ buitenlandse poëzie juist in vertaling uit te brengen, wat bij bekende namen uit minder bekende talen het geval is: weinig lezers zullen zich comfortabel voelen bij lezen van Horatius of Martialis in het Latijnse origineel. Bij het Engels is dat toch anders, vermoed ik. Omdat er, zeker in de muziek, maar ook in de film, de televisie en zelfs het nieuws (en vlak social media ook niet uit) een ‘mede-wereld’ in het Engels bestaat, zou je verwachten dat vertalingen uit juist die taal als minder urgent worden beschouwd. Maar misschien is wat ik hier gemakshalve onder de noemer ‘Engels’ schaar, in werkelijkheid wel een bonte verzameling van al dan niet sociaal gestratificeerd Amerikaans, technisch vakjargon en Brits slang.

Wanneer er ten slotte toch vertaald en gepubliceerd wordt, dan blijft er de keuze tussen vertalen of hertalen, of zo je wilt tussen ‘letterlijk’ en ‘dichterlijk’ vertalen. Volgens Blanken is de tweede categorie voorbehouden aan een bepaalde groep: ‘(…) iemand die zelf dichter van enige betekenis is, heeft wat meer recht om vrij te vertalen dan degene die dat niet is.’ (‘Over het vertalen en over deze vertaling’ in K.P. Kavafis – Verzamelde Gedichten, Athenaeum Polak & Van Gennep, 1994, p. 346). En ik denk dat hij daarin gelijk heeft.

Wordt vervolgd.

Het tweegesprek tussen Peter Vermaat en Hans Puper heeft een enkeling gemotiveerd ook een vertaling te maken. Om eerst het origineel van W. H. Auden te lezen en de vertaling van Han van der Vegt klik hier. Het volgende is van Arie van der Krogt:

XIV

Het lijden komt; de lucht doet denken aan
Een koortsig voorhoofd; ‘t is reële pijn;
De zoeklichten onthullen straks hoe klein
De aanleidinkjes zijn van huilen gaan;

Nooit werd geloof gehecht aan hun bestaan,
Niet waar we waren. Ze verrasten ons
Als lang vergeten waangedachten, of
Geweten dat geweren kan weerstaan.

Verstopt achter elk huiselijk gebaar,
Wordt er in het geniep een vrouw, een jood,
Een rijkaard, een heel mensenras gedood.

Geen berg veroordeelt ons als leugenaar:
We zijn op aarde, die slechts luistert naar
De slimste en de slechtste, tot hun dood.

     Andere berichten

Het commentaar van Wim Vandeleene

‘De buitenwereld heeft een waarnemer nodig’ door Janine Jongsma - - Jan van Gulik besprak afgelopen zomer de tweede bundel van Wim...

Het commentaar van Fred Papenhove

Het commentaar van Fred Papenhove

'Niet via taal met de rug naar de lezer staan' door Janine Jongsma - - Hettie Marzak vond We zitten in de nachtbus van Fred Papenhove en...

Het commentaar van Oscar Tops

Het commentaar van Oscar Tops

‘Zichtbaar worden in het poëtische landschap’ door Janine Jongsma - - Kamiel Choi schreef op 13 september jl. een recensie van...