LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jan-Paul Rosenberg – Onze tijd in de ruimte

12 mei, 2025

Waar beelden en klanken voorbijdrijven

door Ali Şerik



De bundel Onze tijd in de ruimte van Jan-Paul Rosenberg begint in de eerste afdeling met de eerste strofe van het klankgedicht Das große Lalulā van Christian Morgenstern. Alsof de dichter wil aankondigen wat voor soort gedichten de lezer te wachten staan. In de poëzie van Rosenberg moet je niet op zoek gaan naar één betekenis, omdat hij verschillende beeldlagen over elkaar heen legt. Bij het lezen van zijn gedichten moet je vooral luisteren naar de klanken en het ritme van de beelden die in en door elkaar stromen, en je fantasie de vrije loop laten. De woorden glijden over je tong als een toverspreuk in een taal die je misschien niet beheerst, maar die toch je volle aandacht opeist, omdat er inhoud in verscholen ligt. Misschien houdt de dichter de lezer een spiegel voor, een wirwar aan gedachten die we zelf ook vaak de vrije loop laten.

Als we zijn gedichten zouden ontleden, wat zouden we dan aantreffen? ‘(…) door ons verhaal // schiet als een zwaard een nucleaire zonnestraal, er raast / gevleugeld plasma rond, tot werkbaar schaalmodel gestold / doemt er een ionosfeer van doornen op, steeds zwaarder / weegt het zwarte gat in ons’ [p. 51]. Bij deze gedichten zal elke lezer iets anders aantreffen heb ik het gevoel, en dat is prima. Het leven kneedt iedereen op zijn eigen manier; zo vullen wij ons brein met mooie en minder mooie gevoelens en ervaringen. Ook de belangstelling die wij door de jaren heen ontwikkelen voor kunst, literatuur, politiek en maatschappij zal ons aansporen om deze poëzie te begrijpen.

Jan-Paul Rosenberg won de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd in 2018. Twee jaar later won hij de Poëziewedstrijd van de stad Oostende, en in 2022 ontving hij de Rob de Vos-prijs. Sinds 2023 is hij stadsdichter van Zeist. Wie de recensie van Rosenbergs debuutbundel Laatste foto van de vrede, geschreven door Peter Vermaat wil lezen, kan op de link klikken.

Rosenberg is een dichter die actief op zoek gaat naar zelden gebruikte woorden. Hij onderzoekt de veelzijdigheid van hun betekenissen en gebruikt enjambementen op doordachte wijze. Hij houdt van verrassingen. De eerste afdeling, ‘Het orakel van Drogstad’, bestaat uit zes gedichten waarin het orakel in vijf daarvan  een centrale rol speelt. Hoe wij de wereld waarnemen en beleven, wordt onder de loep genomen om de lezer voortdurend aan het denken of twijfelen te brengen. ‘Zonder te weten of dit echt de wereld is / dan wel de simulatie van een wereld verderop / blinkt het decor waar het orakel wordt geboren’ [p. 12].

De dichter laat je zoeken naar antwoorden, zonder de vraag duidelijk te stellen. Wie zoekt, zal uiteindelijk iets vinden – wat dat ook mag zijn, dat lijkt de dichter weinig uit te maken. Het zoeken is belangrijker dan het vinden: ‘herinneringen smelten samen / tot een symmetrie waaruit een ringtone schalt en het orakel krast / zijn initialen in het stilgevallen zand’ [p. 15]. De gedichten van Rosenberg vragen de lezer om zijn of haar gedachten opzij te zetten. Ook gevoelens en opvattingen worden op pauze gezet, alsof je als een leeg blad aan deze poëzie moet beginnen. Zonder oordeel aanschouwen waar wij als mens zijn beland, ‘en met nevels dollen in een speelse animatie. / Robothonden snuffelen aan plastic vegetatie / voorbij de kunstgazons in deze ochtendstond’ [p. 11].

Een bijzonder gedicht is ‘Monoloog van het orakel tot de lege stad’, waarin elke plek de ziel van het orakel lijkt te herbergen.

Monoloog van het orakel tot de lege stad

Hier spreekt de ziel van deze plek.
Vanuit de weke delen van de morgen klinkt mijn stem.
Ik zeg u foutloos wie ik ben, stel u de mensen voor als ontwerp
van hoger soorten, cijfer angst en beven weg.

Totdat mijn scherm beslaat zal ik als wetten
wonderen verklaren, bied u hoop en eetbare verhalen
schenk u mijn hoogste geboren droom
als intermediaire kloon

en sla mijn vleugels uit, het einde der tijden
lijkt nabij, maar wees gerust, want er verandert niets, dus
alles wat u ziet, ziet u ook morgen terug – ja, elk brug
en elk theater, elk Elysisch veld.

Al wat u waarneemt is op mijn frequentie ingesteld.

Jan-Paul Rosenberg is als een boer die in de aarde van de stad korte en lange dichtregels plant en de lezer wat handreikingen geeft, zonder te verklappen wat er precies geoogst moet worden. Daarom vragen zijn gedichten om herlezing.

In de tweede afdeling heeft de dichter de stad verlaten. Megastallen verschijnen ten tonele. De goden, Demeter van het graan en de oogst, zijn vervangen door hightech. Een gedachte rijst op: ‘voer ik de rupsen krachtvoer tot ze met de kalongs koeren / (…) hoogzwanger / van mijn agribusiness-lach verbouw ik krat na krat // exotisch sap, knal meets & greets met pesticiden af.’ [p. 21]. De dichter keurt niet af, maar vraagt aandacht voor de manier waarop het DNA van gewassen is aangepast om meer te produceren. Hij laat de aarde schreeuwen, omdat haar stem weerklinkt in het gebrom van machines.

Het gedicht ‘Intermezzo’ is een mooi voorbeeld van hoe de dichter met beelden speelt en deze op geraffineerde wijze onder elkaar schikt.

Intermezzo

Tot aan de buitengrens van de gestolde golven
strekt zich het nalicht en het afgepaste gras.
Een eenling, van de late middag losgedanst,
staart naar moerassen waar de zon vervalt

verwaaiend over land, op taaie vleugelslagen
over slinkend water in een taal, slechts te verstaan
door wolken. Hoor, de beat vertraagt en trekt weer aan
bedelft de afgedwaalde met het niets

waaruit de maan ontstaat. Hier gunt de wind
een stukje hemel aan de aarde, balt zich rond de eenzaat samen
waait hem terug naar waar hij opgaat in het uitgedijd verhaal
van schemering die hem omarmt, daarna onzichtbaar maakt.

In de derde afdeling wordt de leefruimte vervangen door de zee. De fantasie van de lezer wordt op de proef gesteld. Niets lijkt logisch, maar elke versregel schreeuwt om gelezen worden, omdat alles een verhaal draagt, zelfs als het onnatuurlijk lijkt: ‘Ik zet een masker op, duik onder, ga op zoek / naar sporen van beschaving, zie een rif vol wuivende poliepen / in fabrieken, lumineuze kwallen rondom winkelhallen’.[p. 29]. Rosenberg is als een abstract kunstenaar die de visuele referenties loslaat, woorden samenvoegt tot een nieuwe waarheid. Hij laat de lezer graag ploeteren tussen de punten. Hij heeft veel te vertellen, maar blijft een tovenaar die zijn trucs niet prijsgeeft. Hij schrijft over ‘als offergaven aan de golven’ [p. 34], ‘waaronder griffioenen dansen’ [p. 32] en een ‘cyclopische infernale periscoop’ [p. 28]. Een zoektocht kan beginnen.

In sommige gedichten wordt de betekenis opzijgeschoven. In plaats daarvan treden de innerlijke zintuigen naar voren, waar droom en fantasie hun plaats opeisen. Niets hoeft waar te zijn of in overeenstemming met de natuurwetten; ‘Luilekkerland spuwt vuurwerk met de bling van amethist. / Elk corpus dat beweegt staat stil, vanaf de booth / wieken de vleugelslagen van een elfenkind’ [p. 39].

Rite de passage

[3]

Vanuit het aardedonker reis ik naar de krochten in mijzelf, doorwaad
de wadi van mijn antipoden, roep namen van mijn trouwste goden
door mijn onderhuids heelal, wat in mij juichen kan
bouwt aan een zangspoor uit het hart, baart aria’s
van sterren, dieren, planten – drijft omhoog
omvat mijn adem, kust mijn oogopslag.

Deze bundel van Jan-Paul Rosenberg zou ik niet meteen aanraden aan iemand die net begint met het lezen van poëzie. Maar voor gevorderde lezers die de breedte van poëzie willen verkennen, is deze bundel aan te raden. De bundel heeft een eigenzinnige en sterke stijl, waarin beelden in elkaar overvloeien en klanken voorbijdrijven – poëzie waarin je leest alsof je je in een andere ruimte en tijd bevindt.
____

Jan-Paul Rosenberg (2025) Onze tijd in de ruimte. De Arbeiderspers, 64 blz. € 19.99. ISBN 9789029553209

     Andere berichten

Tom Van de Voorde – De elementen

Tom Van de Voorde – De elementen

Op weg naar ‘de verticale menigte’ in jezelf door Johan Reijmerink - - Jeroen Hopster laat in zijn boek Toeval. Een onvoorziene filosofie...