Waar een Wil was, is hij weg
door Peter Vermaat
Vertalen of hertalen, dat is en blijft de vraag. Tekstschrijver en vertolker Frans van Deursen vond, zo fluistert uitgever Van Oorschot de lezer toe vanaf de achterzijde van dit boekje, in de vijftien voorgaande integrale vertalingen van Shakespeare’s sonnetten geen exemplaren die hij voor zijn voordracht geschikt achtte en begon dus maar zelf aan vertaling nummer zestien.
Onder de vertalers van die eerste vijftien bevinden zich vogels van zeer verschillende pluimage: ‘klassiekers’ zoals Albert Verweij en P.C. Boutens, eigenzinnigen zoals de Vlaming Jérome Decroos, die niet alleen witregels invoegde, maar ook de volgorde van de sonnetten omgooide, liefhebbers zoals Jules Grandgagnage en ‘grondige vertalers’ zoals Peter Verstegen en Bas Belleman. Wie aan die reeks nog iets wil toevoegen, moet ofwel van goeden huize komen (met dito tijdsinvestering en verstand van onderzoek) ofwel behept zijn met een forse dosis eigendunk.
De vertaling van Van Deursen, getiteld Voor jou en jou alleen is voorzien van een kort dankwoord, maar moet het verder doen zonder verantwoording van de gehanteerde vertaalprincipes, toelichting op de gedichten of verklaring van de gemaakte keuzen. Eveneens valt op dat Van Oorschot dit boekje heeft uitgegeven, terwijl men eveneens de gezaghebbende vertaling van Peter Verstegen in het fonds heeft – een vertaling die niet alleen de originele Engelstalige tekst en de bijbehorende vertaling bevat, maar daarnaast ook nog eens ruim 220 pagina’s met – per gedicht – een prozaparafrase en een tekstcommentaar. Wat ik de lezer van Van Deursen’s ‘verrassend begrijpelijke’ vertaling zeker aanraad is het raadplegen van een woordenboek; ook ik heb het verschillende keren nodig gehad.
Waar Van Deursen in zijn vertaling trouw blijft aan zowel Shakespeare’s rijmschema (meestal ababcdcdefefgg, in sonnet 126 aabbccddeeff) als zijn metrum (steeds de vijfvoetige jambe en één keer een viervoeter), wijkt hij af van Shakespeare’s hoofdletter aan het begin van ieder vers (die door zowel Verstegen als Belleman wel wordt overgenomen). Qua spelling zit Van Deursen er een paar keer naast: in ‘ik mijmer over liefdes lafenis, / dat tempert het gemis en dood de tijd.’ (sonnet 39, r. 11/12) dwingt de grammatica toch echt ‘doodt’ af en in ‘Nu Jan en alleman zich verft en poedert, / met kunstgrepen zijn mottigheid maskeert, / boet schoonheid in aan waarde en verloedert, / ontheiligd of, veel erger nog, onteerd.’ (sonnet 127, r. 5-8) ontbreekt het werkwoord dat het gebruik van een voltooid deelwoord mogelijk maakt en is de correcte spelling dus ‘ontheiligt’ en ‘onteert’.
Waar Van Deursen de plank volledig misslaat is bij sonnet 126, waar hij eigenmachtig een regel 13 en 14 toevoegt met als commentaar: ‘Ik ben zo vrij geweest het onafgemaakte af te maken. FvD’. Verstegen merkt bij dit gedicht op: ‘De geheel afwijkende vorm van dit gedicht (twaalf paarsgewijs rijmende regels) bestempelt het tot ‘envoi’, en tot afsluiting van de cyclus. Dat was de zetter van Q [de oorspronkelijke quarto-uitgave uit 1609 – PV] niet opgevallen: hij markeerde de ontbrekende dertiende en veertiende regel met ronde haken.”(William Shakespeare – Sonnetten, vertaald en van commentaar voorzien door Peter Verstegen, Van Oorschot, 6e druk maart 2008, p. 341). Die twee regels die Van Deursen uit zijn duim zuigt staan er in het origineel niet en horen er ook helemaal niet te staan. Blijkbaar vond Van Deursen het niet nodig om Verstegen even te raadplegen en meent hij het beter te weten dan Shakespeare zelf.
Onvergeeflijk.
The proof of the pudding is in the eating, dus om te kunnen beoordelen of Van Deursen’s vertaling werkelijk een ‘(…) fonkelnieuwe, brutale, verrassend begrijpelijke en heerlijk leesbare (…)’ is, moet hij ook gelezen worden. Liefst hardop, want de tekst gebruiken om voor te dragen was immers Van Deursen’s initiële drijfveer. Daartoe vermeld ik hier onder steeds ook Shakespeare’s origineel, terwijl dat in Van Deursen’s boekje niet voorkomt.
52 – So am I as the rich, whose blessèd key Can bring him to his sweet up-lockèd treasure, The which he will not every hour survey, For blunting the fine point of seldom pleasure. Therefore are feasts so solemn and so rare, Since seldom coming in the long year set, Like stones of worth they thinly placèd are, Or captain jewels in the carcanet. So is the time that keeps you as my chest, Or as the wardrobe which the robe doth hide, To make some special instant special blest, By new unfolding his imprisoned pride. —Blessèd are you whose worthiness gives scope, —Being had to triumph, being lacked to hope. |
———– ———– 52 – Ik ben een vrek wiens sleutel toegang biedt tot waar zijn grootste schat ligt opgesloten. Die weelde steeds bekijken doe ik niet; hoe schaarser het genot, hoe meer genoten. Daarom zijn hoogtijdagen dun gezaaid, sporadisch in het lange jaar geplant: de edelsteen die het collier verfraait, de pronkjuwelen in het halskarkant. Zo is de tijd de kluis die jou bewaart, de kleerkast die het feestgewaad maskeert; hoe zeldzaam fijn als hij je openbaart, de weggeborgen schat weer etaleert, —de rijkdom, die mijn hart tot afzien noopt. —Wie jou heeft, heeft geluk, wie niet, die hoopt. – ——————————[p. 61] |
Van Deursen vertaalt ‘rich’ niet met rijkaard, maar met ‘vrek’, wat mogelijk is ingegeven doordat hij een éénlettergrepig woord zocht. Qua betekenis past dat niet helemaal, aangezien een vrek niet rijk hoeft te zijn. De vertaling van ‘sweet’ door ‘grootste’ lijkt me niet optimaal: met ‘liefste’ worden metrum en assonantie behouden, maar blijf je dichter bij de grondtekst. Het gebruik van ‘weelde’ in r. 3 heeft geen pendant in de grondtekst en hoewel ‘hoe schaarser het genot, hoe meer genoten’ de sfeer van een volkswijsheid oproept, mist hij de diepte van ‘blunting the fine point’, oftewel het bot maken van de scherpe punt (waarbij ‘fine’ ook een associatie met ‘aangenaam’ geeft).
Ook de verbeelding van de plaatsing van slechts enkele bijzondere dagen in een lang jaar door deze te vergelijken met een halssieraad waarin slechts enkele – maar zeer waardevolle – edelstenen verwerkt zijn, gaat in de vertaling verloren: Van Deursen verdubbelt het voorkomen van het ‘carcanet’ (een fraai gedecoreerd hals- of hoofdsieraad) door zowel ‘collier’ als ‘halskarkant’ te gebruiken. De betekenis van ‘carcan’, namelijk ‘keurslijf’, dat in verhouding staat tot het gebruik van ‘chest’, ‘up-lockèd’ en ‘imprisoned’, die in het Engels sterker is, is in het Nederlands vermoedelijk onvertaalbaar.
In r. 9 staat er in vertaling nét iets anders dan Shakespeare schrijft: ‘So is the time that keeps you as my chest’ betekent letterlijk: ‘aldus bewaart de tijd – als mijn kluis – jou’ en het ‘feestgewaad’ in r. 10 is wat sterker dan het Engelse ‘robe’ (en ook de specifieke verbinding met ‘wardrobe’ gaat verloren), terwijl ‘weggeborgen schat’ in r. 12 zowel de letterlijke betekenis van ‘imprisoned pride’ (namelijk ‘gekerkerde trots’) als de bijbehorende alliteratie mist.
De vertaling ‘die mijn hart tot afzien noopt’ (r. 13) heeft geen relatie met het origineel en komt dus (vanwege rijmdwang) min of meer uit de lucht vallen, terwijl ‘scope’ onvertaald blijft. De twee afsluitende regels van Shakespeare zijn sowieso lastig vertaalbaar, zeker wanneer dat rijmend moet, aangezien de constructie ‘being had – being lacked’ naast erg compact (‘being’ wordt als één lettergreep uitgesproken) ook nogal plechtig en ouderwets is; letterlijk zou je ‘zijnde hebbend, zijnde ontbrekend’ moeten vertalen. Verstegen brengt het er in zijn vertaling met ‘Gezegend jij wiens grootheid strekt tot eer / Als ik je heb, tot hoop als ‘k je ontbeer.’ zo slecht niet vanaf.
Als tweede voorbeeld kies ik sonnet 116, dat niet alleen door velen als Shakespeare’s mooiste sonnet beschouwd wordt, maar dat ook een interessante rol speelt in Jane Austen’s Sense and Sensibility, waar de lichtmis Willoughby regel 6 moedwillig verkeerd citeert, om daarmee zichzelf de gelegenheid te geven zijn gezelschap te verbluffen met de miniatuuruitgave van Shakespeare’s sonnetten, die hij naar eigen zeggen altijd bij zich heeft en die hij – uiteraard – cadeau doet aan het meisje dat hij het hoofd op hol wil brengen.
116 – Let me not to the marriage of true minds Admit impediments, love is not love Which alters when it alteration finds, Or bends with the remover to remove. O no, it is an ever fixed mark That looks on tempests and is never shaken, It is the star to every wandering bark, Whose worth’s unknown, although its height be ———–taken. Love’s not Time’s fool, though rosy lips and cheeks Within his bending sickle’s compass come, Love alters not with his brief hours and weeks, But bears it out even to the edge of doom. —If this be error and upon me proved, —I never writ, nor no man ever loved. |
– 116 – Waar ware liefde geestverwanten bindt daar zal ik zwijgen. Liefde is een klucht wanneer zij buigt zodra ze weerstand vindt of barst en dan de kloof niet overbrugt. Zij is een baken dat bestendig straalt, dat ondanks onweersstormen toch blijft drijven; de poolster voor elk scheepje dat verdwaalt, onpeilbaar, ook al laat zij zich beschrijven. Zij danst niet naar de pijpen van de tijd wiens vlot verstrijken niets met haar vermag. Daar waar diens sikkel ons met rimpels snijdt blijft liefde heel tot op de jongste dag. —Als iemand kan weerleggen wat ik vind, —dan schreef ik niets en heb ik nooit bemind. – ——————————[p. 133] |
Het vertalen van ‘true minds’ met ‘geestverwanten’ lijkt wat dunnetjes: het gaat immers om ‘ware geesten’, waarbij ‘true’ meer te maken heeft met de zuiverheid van de wederzijdse gevoelens dan met het feit dat de betrokkenen op dezelfde manier denken en voelen. Ook de allusie op de huwelijksaankondiging, waarbij bezwaarmakers worden opgeroepen zich kenbaar te maken of voor eeuwig te zwijgen, komt in de vertaling niet terug. Het woordspel dat Shakespeare speelt met de koppels alters/alteration en remover/remove gaat in de vertaling verloren, terwijl daar met barsten en niet overbrugde kloven termen worden geïntroduceerd die geen enkele relatie met het origineel hebben.
Waar Shakespeare met ‘O no’ een concrete emotie in de tekst brengt, laat Van Deursen dat onvermeld en gaat door met de eerder ingezette beschrijving.
De beeldspraak in het origineel, met schip, stormen en de (pool)ster als onveranderd en betrouwbaar baken is uiteraard als zinnebeeld verbonden met ‘het huwelijksbootje’ en de kalme of heftige zeeën waarover dat moet varen. In de vertaling was ‘bootje’ in r. 7 dan beter gekozen geweest dan ‘scheepje’ (en het had ook een extra oo- en b-klank toegevoegd). De passage ‘although its height be taken’ heeft niet zozeer te maken met ‘peilen’ (dat immers staat voor het bepalen van de diepte van het water) maar juist met plaatsbepaling op zee, dat in het verleden gebeurde door met behulp van een sextant de positie van verschillende sterren te ‘schieten’. Shakespeare postuleert de liefde als de maatstaf voor de relatie, evenals de positie van een ster altijd als referentie fungeert, onafhankelijk van het feit of men al of niet op de ‘juiste’ weg is. In de vertaling is dit hemelbaken omgevormd naar een lichtboei, die ondanks stormen blijft drijven. De passage ‘ook al laat zij zich beschrijven’ komt uit het niets en is weinig meer dan een stoplap.
Wel doet Van Deursen iets aardigs met het beeld van de ‘sikkel van de tijd’, door die concreet rimpels in ons te laten snijden. Shakespeare volstaat met de suggestie dat ‘rosy lips and cheeks’ binnen de omarming van de ‘bending sickle’ komen, waarmee hij het beeld van de zeis van de Dood oproept. De daarop volgende ‘edge of doom’ lijkt mij dan ook niet de Apocalyps (de ‘jongste dag’ bij Van Deursen), maar het graf, het einde van het leven, waarvoor Magere Hein met zijn zeis immers symbool staat.
De afsluitende regels staan bij Shakespeare als een huis, zowel wat inhoud als wat klank betreft. De vertaling blijft wat achter en had sterker gekund (en dichter bij het origineel), bijvoorbeeld door de laatste regel te veranderen in ‘dan schreef ik nooit, heeft niemand ooit bemind.’
Shakespeare is een verre van eenvoudig dichter en alle pogingen hem, op welke manier dan ook, ‘makkelijk leesbaar’ te maken leidt alleen maar tot het wegsnijden van vorm en inhoud die ertoe doet. Door zich consequent te houden aan Shakespeare’s metrum en de rijmschema’s heeft Van Deursen een flinke prestatie geleverd en wat dat betreft is zijn boekje zeker niet onverdienstelijk. Waar het echter inhoudsgetrouw vertalen betreft, kiest hij helaas regelmatig voor de olifantenpaadjes, vaak om aan rijm en metrum te kunnen blijven voldoen. Dit leidt ertoe dat je in deze vertalingen de ‘ware’ Shakespeare niet meer terugvindt, aangezien juist de complexiteit van klank en meerlagigheid van betekenis diens sonnetten door de eeuwen heen in de belangstelling heeft gehouden. Om te variëren op de sonnetten 135 en 136: waar een Wil was, is hij weg.
Het is jammer dat een uitgeverij met een statuur als die van Van Oorschot zo’n ‘snel’ boekje uitgeeft, dat ongetwijfeld zijn weg zal vinden naar de binnenzakken van de Willoughby’s van deze wereld, maar in de ‘vijver van vertalingen’ snel naar de bodem zal zakken.
____
W. Shakespeare (2025). Voor jou en jou alleen – Shakespeare De sonnetten. Vertaald door Frans van Deursen. Uitgeverij Van Oorschot, 176 blz. € 19,99. ISBN 9789028251250