LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Margriet Westervaarder – een waakhond aan me vastgebonden

1 okt, 2025

Kleurrijk in helder zwart en wit

door Paul Roelofsen




Margriet Westervaarder is een dubbeltalent; zij is zowel dichter als beeldend kunstenaar. Ik ken haar beeldend werk niet maar afgaande op haar portret op de omslag en de gedichten in haar recent uitgekomen bundel een waakhond aan me vastgebonden kan het niet anders dan dat zij een zeer kleurrijke vrouw is en tevens iemand die de eenvoud koestert. Zo gebruikt zij zelden een hoofdletter als het ‘god’ betreft, is zij uiterst zuinig met haar interpunctie en hebben haar gedichten geen titel; in de inhoudsopgave wordt de eerste regel als zodanig genoemd.

Wel heeft zij de bundel verdeeld in zeven afdelingen met subtitels als ‘warme sokjes’, ‘blindlicht’ en ‘schuimgebak’, die elk een eigen thema belichten.

Uit ‘warme sokjes’ de eerste vier strofen:

in al hun vensterbanken stonden ze
zijn dierbaren
zijn cactussen

hij fluisterde hen toe
zei hoe ze groeien moesten
en dat hij bloei van hen verwachtte

hij had een zeer beschaafde vrouw
die wist hoe alles anders hoort
ze hield van stofdoeken en borstels

soms goot ze bij de cactussen
meestal per ongeluk
een scheutje chloor

ze hadden ook een kind
en dat was ik
vanaf geboorte cactuskind

(…)

De toon is hiermee gezet. Een gezin met een zachtmoedige vader, een bazige en schijnheilige moeder – zie tweede strofe – die alles beter denkt te weten en een kind dat zich tot de vader voelt aangetrokken. Het taalgebruik van Westervaarder is soms gecompliceerd, maar opmerkelijk helder en de onderwerpen waar ze over schrijft – meestal in de intermenselijke sfeer – zullen voor vele lezers herkenbaar zijn. Maar niet voorspelbaar! Om de haverklap verrast de dichter ons met rake invallen en metaforen. En het komt me voor dat ze deze zonder enige moeite uit haar mouw schudt.

Het tweede hoofdstuk ‘het bed was nooit zo wit’ gaat over het verlies en de uitvaart van zowel de vader als de moeder. Pagina 25, eerste strofe: ‘zit hij daar / in de bankschroef / van zijn onvermogen’ en op pagina 27, bij het sterven van haar vader, de tweede strofe: ‘gevangen ben je in een kooi / omheind terrein met hekken / je ratelt je kapotte taal / wijst aan wie schuldig zijn’. Met het soort humor dat meestal niet ontbreekt bij uitvaarten sluit de dichter dit hoofdstuk af: ‘we telden wie nog leefde / gelukkig viel het mee: / we kregen bij mijn uitvaartdienst / waarschijnlijk wel twee banken vol’.

In het derde deel ‘verzin een god’ is de religie aan de beurt. Het openingsgedicht van dit deel op pagina 39:

was het de slang
de slang uit scène één
na die proloog van zeven dagen
of was Hij het zelf
die rare paradijsvogel
die gedoodverfde boeken fluisteraar
met z’n bestseller
in het zwarte kaft
z’n blijde boodschap:

doe een blinddoek om
en Ik zal je redden

Sterk verwoorde spot zoals in dit vers, komt veel voor in ‘zoek een god’; eigenlijk ligt het al in deze subtitel besloten. Op pagina 46 terwijl de ik-persoon van een heerlijke wandeling op goede schoenen geniet: ‘deze keer / vergeef ik god / dat hij niet bestaat’.

In ‘hoe zij, hoe hij’ bevat gedichten waarin het verlangen van een zij naar een hij en omgekeerd meestal hoopgevend begint maar veelal eindigt met het besef dat elk mens een individu is en blijft; pagina 55, de eerste en laatste strofe: ‘ik sloeg je vast / met spijkers die onzichtbaar / en onwrikbaar waren / noemde het liefde, groei, verbond (…) zag niet dat jij vanaf de afvaart al / jezelf verwijderd had / en ergens op een eigen eiland zat’.

In volgende deel ‘Schuimgebak’ speelt de inwendige mens een rol van betekenis en alle attributen die daar bij horen. Pagina 90, de eerste twee strofen: ‘het delicaat buffet bood / een puree van varkenssnuit / ruim gelardeerd met distelhoning / we aten onze nagels bijna op // we prezen het gewas, de oogst / de dood van smakelijke dieren / het weggevloeide bloed / dat hier de wanden kleurde / onschuld kleedde ons romig wit’.

Het laatste hoofdstuk ‘de krulstaart van een keeshond’ is het meest beschouwelijk en voor mij het sterkste. Pagina 103, de laatste twee strofen:

(…)
we keken elkaar aan, herkenden ons vermoeide bloed
het trachten om met botbreuk toch te rennen
het speuren, het verdwaald niet weten

maar ondanks alles ons volhardend zoeken
naar het bedwelmend zoet van wilde bessen
de oud beloofde smaak in onze mond

Met plezier en bewondering gelezen.
____

Margriet Westervaarder (2025). een waakhond aan me vastgebonden. In de knipscheer, 107 blz. € 19,90. ISBN 9789493368286

     Andere berichten

Jolanda Kooijmans – Addertje

Jolanda Kooijmans – Addertje

De bekoring van het kwaad door Hettie Marzak - - Jolanda Kooijmans is dichter en beeldend kunstenaar. Haar gedichten verschenen o.a....

Bloemlezing – De tuin ben jij

Bloemlezing – De tuin ben jij

Wij zijn allemaal tuinen door Jeroen van Wijk - - Wat is een tuin nu eigenlijk? Tegels, plantjes, bloemen, gras, wel of geen barbecue,...

Annemarie Estor – Het overschot

Annemarie Estor – Het overschot

De ravage die de mens aanricht door Ali Şerik - - Hoe vaak moet je in een bundel herhalen: ‘Ik geloof’, voordat de weg is vrijgemaakt om...