Als elke stad een dichter had
door Joop Leibbrand
Ter gelegenheid van de op 29 november gehouden Nationale Stadsdichtersdag (de vierde inmiddels, en opnieuw in Lelystad) verscheen onder de wat oubollige titel Verzen van verbondenheid een door Gerard Beense samengestelde bloemlezing van 125 gedichten van 45 stadsdichters, onder wie ook enkele Belgische.
Driek van Wissen mocht de bundel met een sonnet inleiden en verder zijn er, om de bekendste namen te noemen, bijdragen van Joke van Leeuwen, Joost Zwagerman, Jan Eijkelboom (†), Frans Hoppenbrouwers, Lenze Bouwers, Hanz Mirck, George Moormann, Rense Sinkgraven, Jos Paardekooper, Willy Verhegghe, Benne van der Velde, Frank van Pamelen en Frederik Lucien de Laere, van wie overigens alleen de drie laatsten Lelystad aandeden.
Uiteraard zijn er nogal wat gedichten bij die op concrete stedelijke gebeurtenissen ingaan, zoals het overlijden of juist de inauguratie van een burgemeester, een bepaalde herdenking of het zoveeljarig bestaan van een sportvereniging, maar veel vaker worden specifieke locaties beschreven of gaat het om een – meestal kritische – visie op de stad in zijn totaliteit. Veel gelegenheidsgedichten derhalve, maar soms overstijgen die de beperktheid van het genre.
‘Als elke stad een dichter had,/ door passie voortgedreven,/ dan kwam er reuring in de stad./ Dan kwam zo’n stad tot leven’, zegt Marian van Gog. Als zij daarbij doelt op het gedicht dat Hans Kuyper schreef bij zijn benoeming tot stadsdichter van Zaandam, hoeft dat niet eens ver bezijden de waarheid te zijn:
De eeuwige
Dan kun je bouwen wat je wilt,
bruggen slaan en grachten graven,
ten slotte hemelend de raven voeren –
ze is er nog,
traag als turf en zilvergrijs,
de Zaan.
Of je zoekt je eigen weg,
wijd en zijd, hot naar haar,
kant naar wal, wal in sloot –
ze komt terug,
loom als lood en soeverein,
de Zaan.
Dus mag je dromen wat je kan,
om het even welke stroom bezingen,
de rimpelingen van een verre vaart –
ze is het toch,
hard als hout en zaagselzacht,
de Zaan.
Het is in deze lijvige bundel even zoeken, maar er zijn in deze bundel via een route die loopt via Amersfoort (aardige gedichten van David van den Bosch), Dongeradeel (Akke Brouwer met een mooi gedicht over Haverschmidt, Dominee in Foudgum) en Helmond (Bert Kuijpers met vaardig plezierdicht) naar Vlaanderen meer ontdekkingen te doen. Voor Ninove schreef Willy Verhegghe bijvoorbeeld met ‘Bij een foto’ een sterk in memoriam voor Hugo Claus. Dit is de laatste strofe: ‘Zijn zwemmende as tart nu de Noordzee,/ hij lapt er de oesters aan zijn moegestapte laars/ en speelt met de zoute kloten van Neptunus./ Maar met stijl, mijnheer.’
Dat pakt je.