Alex Gentjens (1969)
Water
Waar water en zacht strand
elkaar reikhalzend raken,
elkaars vingers vouwen in het zand
en elkaars benen in de schelpen haken,
keert alles naar het oude terug.
En als de oorsprong van de dingen,
het gluren naar de tijd,
het ontluiken van seringen
de laatste kou in tweeën bijt,
komt alles in het nieuwe terug.
Tonnie Meewis (1984)
DE KAASCLUB
“Without cheese there wouldn’t be an inland empire.”
– David Lynch
We stichtten een kaasclub een mom een excuus
om de stank van ons innerlijk uit te serveren
maar wind hield mijn deur dicht ik wist het
al voor ik mijn jas van de vloer nam
mijn schoenen ontstrikte mijn sleutels weer terugvond
op de vaste plek op de vensterbank
zonder kaas zei David geen innerlijk
zonder haast zeg ik geen vervolg
maar voor en aan wie en hoelang nog
forceren de leden zich langs me
verbergen de blokjes mijn schaamte
blokkeren mijn woorden mijn tong
gestremd zal ik uitwendig zijn
gestremd zal ik verteren
in wie zonder afspraak mijn mond binnendringt
in wie mijn gerijpte gedachten waardeert
in wie zich ontvouwt en mijn keizerrijk spiegelt
in wie ik ontkom aan wat ik domineer.
Inge Boulonois (1945)
Erna
als schemer scherpe randen van schaduw
vloeibaar maakt, hoort ze het ritueel van geluiden:
het portier klapt dicht, zijn naam knerst
op het grindpad, open knarst het lipsslot
als opmaat tot de chemie van hun bestaan
ploft de tas in de hal waarna hij honderduit
steeds nét daarvoor slaat de cadens om
in doodse stilte, zijn afwezigheid snijdt
in de schrijn van haar ribbenkast
slaap is weer dun als het gebloemde beddengoed
lege armen reiken vergeefs naar zijn helft
ze gaat na hoeveel dagen geleden het al
als de ochtend harde banen op wanden trekt
stommelt ze uit bed, staart naar
de opgloeiende lichtpunt van haar sigaret
al twaalf dagen staat in de hal de tas
onuitgepakt