Een wereld waarin willekeur
door Maarten Hamelink
Zonder verbindend thema, evenmin houvast aan een rode draad, ook een indeling of clustering ontbreekt; in de bundel Reinigingsadvies van Marcel Möring zijn de gedichten lukraak achter elkaar geplaatst. Ogenschijnlijk dan toch. En dat past uitstekend in de wereld die je bij lezing gewaarwordt. ‘Hoe het begon’ bijvoorbeeld laat op indringende wijze zien hoe het al sinds de grondlegging willekeur troef is. Op de scheiding van water en land, en die van woord en betekenis na, is er weinig meer dat wijst op een coherent bestaan.
Hoe het begon
Als wij morgen klaar zijn met dansen slingers
in luie bogen confetti op de vloer sterrennevels
hier en daar een woord een gezicht
al afgewend en de glazen halfvol niet meer
beslagen snippers in het bier
laten we dan naar de waterkant gaan
en geld op de stroom strooien en vertellen
over het einde van de wereld hoe de rotsen
uit de aarde kwamen en weer verzonken ijzer
bloed werd de mensen oud hoe het begon
Begin- en eindpunt vallen in dit gedicht op een weergaloze wijze samen. Möring laat zo een wereld zien waarin ordening weliswaar tegenwoordig is, maar dan slechts op basis van toevalligheid. Mooi is dat de willekeur waarmee deze bundel lijkt samengesteld, naadloos aansluit bij wat in de gedichten zelf tot uitdrukking komt, zowel qua inhoud als qua grammatica. En ja, misschien is dat dan tegelijk het thema, speciaal voor wie niet zonder kan.
Möring is niet bij uitstek de dichter van ijzersterke beeldtaal, meer die van een vlijmscherpe (zelf)reflectie. In ‘Een man weerloos’ fileert hij de maatschappelijke toestand van de man als een Japanse meesterkok een kogelvis. Het lijkt me niet al te vergezocht om hier een autobiografische schets in te lezen die bovendien velen bekend zal voorkomen. Al is de man in het volgende gedicht natuurlijk altijd de buurman!
(…)
Een man die zo’n man is die ’s ochtends in zijn auto
naar het kruispunt staart waar een rood oog
terugstaart en zegt dat hij zo’n man is
met rode ogen van te weinig slaap
en het aangenaam-bittere van wat verzwegen is
die zo’n man is die zich een man voelt achter de man
die hij is een man die de andere man voortduwt
omdat er nu toch eenmaal doorgegaan moet
je hebt de taak op je genomen en nu
maak je hem af en dat soort dingen zo’n man.
De punt achter de heerlijk argeloos geplaatste uitsmijter ‘dat soort dingen zo’n man’ resoneert smalend na, en lokt door de zelfrelativering een glimlach uit bij wie zichzelf in de achteruitkijkspiegel herkent. Vooral het bij herhaling toegepaste ‘een man die zo’n man’ maakt van dit gedicht bijna een mantra, alsof het tevens een perpetuum mobile is dat door een onbekende kracht van binnenuit wordt aangedreven. En laat dat nu precies de kracht zijn die ook de weerloze man beweegt. Met andere woorden, vorm en inhoud zijn hier met elkaar versmolten, en dat is wat mij betreft poëzie op z’n best.
Möring past deze stijltruc ook weleens met minder succes toe, zoals in ‘Edele metalen’: ‘Ik zou iets willen zeggen maar ik zeg het niet want ik kan / het niet zeggen dat wil zeggen dat ik niet kan zeggen wat ik / …’ enzovoort, enzovoort. Dit is domweg vervelend en vermoedelijk het resultaat van verveling.
De bundel Reinigingsadvies telt een flink aantal langere gedichten, waaronder ook het titelgedicht waarin de dichter een stoomcursus ‘afscheid-nemen-van-je-vroegere-geliefde’ ten beste geeft. Op een even pijnlijke als methodische wijze adviseert Möring hoe dit te doen. Dit gedicht, en zeker de slotzin ‘Op den duur wordt alles schoon’, ademt een eenzaamheid die je niet onmiddellijk weer van je afschudt. Toch zijn het de kortere gedichten die mij het meest overtuigen.
Greatest hits
Op een ochtend kraaien boven de eiken
van je jeugd en de mist van vroege weiden
ze ligt naast je. Je bent wakker geworden
en nu ben je thuis.
De ochtend zingt er is zon
alles is ver weg jij bent een lied
nog niet gezongen
nog niet af
en toch voorbij.
Dit is zomaar een typering van hoe het bestaan zich voltrekt, in je volledige aanwezigheid en bij volle bewustzijn, maar toch net zo volledig buiten je om. Dat onaffe, die incompleetheid, is uiteindelijk wat Möring vooral tot dichten aanzet. Hij wil het omarmen en er zo mee in het reine komen. Dat voert hem in deze bundel een aantal keren tot grote hoogte. De apotheose ligt op pagina 33 waar de dichter zijn meest omvattende reinigingsadvies in woorden weet te vangen:
(…)
Wees onvolledig. Wil dat.
Weet dat er geen heelheid is.
En dat dat goed is.