‘Met armen vol vergeten beelden’
Door Eric van Loo
De nieuwe bundel van Romain John van de Maele kent een strakke compositie. Drie afdelingen van zeventien gedichten elk. Alle gedichten bestaan uit drie vierregelige strofen, met uitzondering van telkens één gedicht per afdeling. Alle openingsgedichten van de drie afdelingen hebben dezelfde titel: ‘De verhullende tijd’. Verder zijn er meerdere woorden en thema’s die in verschillende afdelingen terugkeren. Elke afdeling behandelt een aspect van de ouderdom. Of liever gezegd: portretteert één of meerdere oudere personages. Schaduwspel verschijnt ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van de auteur, zo leert ons de tekst op de website waarop deze bundel te bestellen is. Van de Maele heeft deze gelegenheid aangegrepen om zijn licht over de ouderdom te laten schijnen.
In de eerste afdeling, ‘Voorbij de woordgrens’, wordt een oudere dame geportretteerd. De dichter valt met de deur in huis: ‘Plots weet ze dat een mol / een gangenstelstel graaft / in haar haperend geheugen.’ Hij brengt haar geestelijke achteruitgang op verschillende manieren onder woorden: ‘De woordgrens / ligt achter haar, / en ze ziet braakland / aan de overkant.’ Sterke vondst: ‘woordgrens’, naar analogie van boomgrens. Het is meteen duidelijk. ‘Opstaan uit de schaduw / ligt in een ver verleden.’ We zullen het woord ‘schaduw’ nog vaak tegenkomen in deze bundel.
Aan wiens hand sloft ze nu?
Ze liep toen aan moeders hand
een lang verdwenen weide in.
De lucht was er roos gekleurd
en de merels wijdden de stilte in.
Aan wiens hand sloft ze nu
door de lange witte gangen?
Wie heeft de deur dichtgeklapt
en wie wacht nog op haar?
Toen was opstaan een feest,
een ontdekkingstocht na de dromen.
Nu is uit bed gehaald worden
een gevreesde vernedering, een straf.
Een schrijnend beeld. Het kleurrijke verleden en het angstaanjagende heden lopen door elkaar. Niets geen geromantiseerd beeld van een teruggetrokken-zijn in een eigen wereld. Net zoals in veel gedichten uit Schaduwspel is de titel een volle regel uit het gedicht, die het in één zin samenvat.
De tweede afdeling heet ‘Hugo en Rosa’, en heeft als motto een citaat van Karin Boye, dat vreemd genoeg alleen in het Zweeds is weergegeven. Onder de titel van de afdeling staat ‘Karl Hugo (1900-2001) en Rosa Amanda Bergqvist (1905-2001)’. Dat maakt nieuwsgierig. Even googelen leert, dat dit de hoogbejaarde hoofdpersonen (broer en zus) van de Zweedse documentaire ‘Hugo och Rosa’ zijn, die een jaar of tien geleden ook op de Nederlandse televisie is uitgezonden (1). Na de eerste afdeling komt de taal van ‘Hugo en Rosa’ als lichter en eenvoudiger over, hoewel het ook deze personages niet voor de wind gaat. Eerst wordt Rosa geïntroduceerd: ‘De wijzers vreten aan de tijd en haar aanwezigheid / die oplost in een nevel van / vergeetachtigheid.’ De ‘nevel’ past goed bij de schitterende natuurbeelden uit deze documentaire, die ook veelvuldig in deze afdeling terugkomen: ‘Nergens bloeiden de bloemen / kleuriger dan in haar tuin. / Wie kent Gunby nog / en de tijd van toen in Roslagen?’ Pas in het vierde gedicht komt een ‘hij’ voor, die in tegenstelling tot Rosa nergens bij name wordt genoemd. Bij hem zien we een meer verstild beeld van de ouderdom, waarin de berusting overheerst: ‘rustig / als een profeet die beter weet.’
Genode gasten
Nu schuiven ze aan.
Met armen vol vergeten
beelden, klanken en geuren
ziet hij hen komen en gaan.
Ze blijven maar even
in een kringetje zitten,
gehaast als het ware
om weer op te staan.
Al zijn dagen en dromen
trillen heel zacht na.
Sterven is thuiskomen
en weten dat het goed was.
De zinsnede ‘weten dat het goed was’ komt wel drie keer voor in de gedichten over Hugo. Het gedicht kan op twee volstrekt verschillende manieren gelezen worden. In eerste instantie zag ik een soort familiereünie, verre verwanten die komen opdraven bij de begrafenis van Rosa, maar niet weten hoe snel ze weer weg moeten komen. We kunnen het echter ook meer symbolisch lezen, als een herbeleven van oude herinneringen vlak voor zijn dood. Bij nader inzien is dit gedicht, met name de tweede strofe, een bewerking van het eerder genoemde citaat van Karin Boye: ‘När en gammal man ligger sjuk, kommer alla hans gångna dagar / och sätter sig blida i ring omkring hans säng.’
De oude broer en zus worden liefdevol geportretteerd. Opmerkelijk is de bijna kinderlijke opgewektheid die deze oude mensen ten toon (blijven) spreiden. De verbazing, als het huis na negentig jaar leven zonder stromend water en elektriciteit op het lichtnet wordt aangesloten. Rosa is een eenvoudige vrouw, die ondanks alle achteruitgang het spel nog goed mee kan spelen: ‘Haar gewone glimlach / was haar harnas / tegen verval en verbittering, / tot het laatste avondrood.’ Hugo treurt nauwelijks wanneer zij overlijdt: ‘De uitvaart / was een laatste glimlach / op je vrolijk aangezicht.’ Kort daarna overlijdt ook hij.
De laatste afdeling heet ‘Liefde’, en gaat vergezeld van een citaat van Charles Aznavour: ‘Et moi dans mon coin / Si je ne dis rien / J’ai le cœur au bord des larmes’. Als we de titel in het Frans vertalen krijgen we Amour. Een indrukwekkende film over een ouder echtpaar en hun dochter uit 2012, waar deze afdeling een commentaar op lijkt te vormen. Ook deze afdeling opent met een gedicht met de titel ‘De verhullende tijd’. De opening is evenals bij de andere afdelingen weinig verhullend: ‘Ze verdrinkt in de eierschaal / van de morgen, wachtend op / het kraaien dat al lang / door de stilte is ingeslikt.’
Afasie
Haar haperende woorden
gaan zonder meer verloren
in de gespannen verwachting
van een gesloten morgen.
Het langgerekte woord ‘mal’
botst te pletter tegen
de vragende blik van haar man,
die zwijgt maar hulpvaardig blijft.
Niet alleen zij woont op een eiland.
Ook hij, die nog altijd van haar houdt,
kan haar niet meer bereiken.
Het water is definitief te diep.
Dit is niet het eerste gedicht dat aan afasie of dementie is gewijd. Peter Swanborn wijdde een hele bundel aan de verwarde oude dag van zijn moeder. In de slotregel van dit gedicht klinkt een echo van de twee koningskinderen. Het begin van de laatste strofe is mooi. De patiënt is niet de enige die aan de ziekte lijdt, de partner wordt minstens zo zwaar getroffen, zoals ook in de advertentie van Alzheimer Nederland getoond wordt. Terug naar dit gedicht: waarom zou de ‘zij’ in dit gedicht zo hard ‘mal’ roepen? Dat is vreemd. Ik heb vaak ouderen om hun moeder horen roepen, of een meisjesnaam, die soms de dochter soms aan de echtgenote bleek toe te horen. Ik had het natuurlijk hierboven al verklapt: deze dame spreekt Frans, en haar ‘mal’ betekent ‘pijn’. En dat is zowel de kracht als de zwakte van deze afdeling. Hoewel er zeker enkele mooie beschouwende gedichten in staan, blijven de teksten voor de lezer die de film Amour niet gezien heeft nogal duister. En voor wie de film wel gezien heeft, kun je je afvragen hoeveel de gedichten nog toevoegen aan dit meesterwerk. In mijn geval was het de aanleiding om eindelijk een keer deze film (o.a. te op Netflix te vinden) te gaan zien. Een mooi neveneffect van deze afdeling, waar ik de dichter dankbaar voor ben.
Het woord ‘schaduwspel’, de aansprekende titel van de bundel, komt in de gedichten niet letterlijk voor. Wel komt ‘schaduw’ in vijf gedichten voor, waarvan in één gedicht zelfs twee keer. Hoewel het vaak om schaduwen uit het verleden gaat, of om de oude mens die geen schaduw meer van zichzelf is, moet ik ook aan de Bijbelse connotatie denken: ‘[de mens] ontluikt en verwelkt als een bloem, vliedt heen als een schaduw, en houdt geen stand’ (Job 14:2). Een associatie die misschien het gevolg is van het meermalen instuderen en beluisteren van de Funeral Sentences for Queen Mary van Henry Purcell: ‘He cometh up, and is cut down, like a flower; he fleeth as it were a shadow, and ne’er continueth in one stay.’ Of deze betekenis van schaduw voor Van de Maele ook heeft meegeklonken weet ik niet. Wel komt het woord ‘bloemen’ net zo vaak voor in de bundel als ‘schaduw’. Ook vinden we in meerdere gedichten Bijbelse verwijzingen. In drie gedichten die aan Hugo gewijd zijn lezen we ‘(weten) dat het goed was’, een echo van het scheppingsverhaal uit Genesis: ‘En God zag, dat het goed was.’ Ook wordt meerder malen gesproken over engelen c.q. een engelenschaar, evenals over bazuinen die mogelijk naar de Jongste Dag verwijzen.
Tot slot: het is jammer dat de dichter ons geen ‘Verantwoording’ heeft meegegeven. Daarin zou een korte verwijzing naar de inspiratiebronnen van de tweede en derde afdeling op zijn plaats geweest zijn. Ook zou het prettig zijn daar kennis te nemen van de vertalingen van de Zweedse en Franse motto’s. Hoe dan ook: Van de Maele heeft zijn zeventigste verjaardag aangegrepen om zijn licht over de ouderdom te laten schijnen. Wij wensen de dichter toe, dat de breekbaarheid van de door hem geschetste personages geen schaduw over zijn komende jaren zal werpen.
***
(1) Hugo och Rosa is een documentaire uit 2002 van Bengt Jägerskog. Tien jaar lang volgde hij het leven van Hugo en Rosa Bergqvist, die aan het begin van de opnames respectievelijk 87 en 92 jaar oud waren. Als broer en zus hebben ze samen de 20e eeuw meegemaakt in een klein huis op het Zweedse platteland. Hun dagelijks leven is in al die tijd amper veranderd. Ze zijn verknocht aan elkaar en aan het huis. De documentaire volgt hen in hun laatste jaren, getekend door ziekte, veranderingen maar bovenal door een onveranderlijke traditionele manier van leven.
Romain John van de Maele (Aalst, 1948) is dichter, essayist en vertaler. Hij was medestichter van de tijdschriften Dimensie (1976-1981) en Berichten uit Boonland (1995-2001), en is sinds 2015 als recensent verbonden aan Meander. Hij debuteerde in 1974 met de bundel Dagboek van een paria.
____
John Romain van de Maele (2018). Schaduwspel. Demer Uitgeverij. 66 blz. € 14,-. ISBN 9780244079390