Gedichten van Mariano Shifman, vertaling Fa Claes
EL DESPERTAR DE OTELLO
Todo era semilla a la hora de la oración:
el tallo esbelto se nimbaba en sueños
y aspiraban al verde las manos sedientas.
Un día, entre las cuentas de la vigilia
el fruto de la espera vio la luz:
el tiempo se mudó en rosa y goce
desde el deseo hasta la piel inicial.
Y cada sí fue bendito, labios nacidos
para el fulgor de la victoria en la carne.
Entonces, que alguien responda:
¿Por qué el viento del odio gimió su discordia?
Sin anunciarse
un trueno en pleno azul quiso nublarme
y bajo el sol del mediodía
se agolparon las piedras sobre mi corazón.
Nada supe, nada vi;
arranqué la virtud desde las raíces,
anegué los castos ruegos en sangre.
Ahora es tarde y sólo pido:
Aniquilado sea mi reino
el insondable reino de los celos;
y que en las tinieblas brote tu nombre
Desdémona
como un divino trigal.
OTHELLO’S ONTWAKEN
Alles was zaad op het uur van het gebed:
de slanke stengel omkranste zich met dromen
en dorstige handen streefden naar het groen.
Op een dag tussen de rekeningen van het waken
zag de vrucht van het wachten het licht:
de tijd veranderde in roze en genot
vanaf de begeerte tot de initiale huid.
En ieder ja was gezegend, lippen geboren
voor de schittering van de zege in het vlees.
Toen, laat iemand antwoorden:
Waarom zuchtte de wind van de haat zijn tweedracht?
Zonder aankondiging
wou een donderslag bij heldere hemel mij verwarren
en onder de middagzon
hoopten boven mijn hart de stenen zich op.
Ik wist niets, ik zag niets,
ik rukte de deugd van bij de wortels uit,
vernietigde de reine smeekbeden in bloed.
Nu is het te laat en vraag ik slechts:
Dat mijn rijk vernietigd wordt
het onpeilbare rijk van de afgunst;
en dat in de duisternis jouw naam opbloeit
Desdemona
gelijk een goddelijk tarweveld.
HISTORIA NATURAL
Lejos de la colmena,
surcando los aires de mayo
una abeja acopia néctar
acaso por última vez.
Y aun así ¿sería cierto su final?
Yo, fijo en lo que cambia, pienso en mí
y sólo concibo el furor del tiempo;
ella, fluye en el dorado instante
junto al dulce ritual del polen.
Parece eterno ese sueño otoñal:
sabe ignorar lo que daña
y apenas busca, levedad de levedades,
su exacta porción de miel.
NATUURWETENSCHAPPEN
Ver van de bijenkorf,
door de meilucht aan het vliegen,
verzamelt een bij nectar
misschien voor de laatste keer.
En zelfs dan, zou haar einde zeker zijn?
Ik, star in wat wisselt, denk aan mijzelf
en vat alleen de woede van de tijd;
zij vloeit in het vergulde ogenblik,
één met het zoete ritueel der pollen.
Die herfstdroom schijnt wel eeuwig:
zij weet te vermijden wat schaden kan
en nauwelijks zoekt zij, uiterste lichtheid,
haar consciëntieus gemeten portie honing.
SPINOZA OBJECIÓN A BERKELEY
Sobre tibios pilares de cemento
bajo el sol encantado de septiembre
un casal cumple el rito de la especie.
Lo contemplo sin ánimo idealista,
mi visión no construye seres nuevos:
las palomas existen por sí mismas.
Cuando el tiempo convierta el celo en crías;
cuando tiemblen las ramas con el brío
y mis ojos lejanos nada vean,
no habrá de verlas Dios para que sean
Dios es el celo, el huevo y el nido.
SPINOZA BEZWAAR TEGEN BERKELEY
Op lauwwarme pilaren van cement
onder de bekoorde zon van september
voltrekt een paar de rite van de soort.
Zonder idealistische bedoeling
kijk ik het aan, mijn visie schept geen nieuwe
wezens: de duiven bestaan voor zichzelf.
Als de tijd de paardrang in jongen omzet;
als de takken met elan zullen trillen
en mijn verschoten ogen niets meer zien,
hoeft God ze niet te zien om ze te doen bestaan
God is de paardrang, het ei en het nest.
BURLESQUE
Desnuda, casi desnuda:
su módico capital es lo velado.
La música se detiene,
se apagan las luces.
¿Cuál es el ojo más sediento,
el desierto que implora su cordial engaño?
Con vislumbre de ave fugaz
ella elige un trago subido
y las rodillas de la oscura presa.
Como una danza que se burla de ambos
gira la rueda de la derrota:
diez minutos de piel pública,
densa colonia, parodias de afecto
y en el epílogo, a plazo vencido
un nuevo vacío
y el estruendo de otra música.
BURLESKE
Naakt, bijna naakt:
het versluierde is haar bescheiden kapitaal.
De muziek houdt op,
de lichten doven uit.
Welk is het dorstigste oog,
de woestijn die haar hartelijk bedrog afsmeekt?
Met de spiedende blik van een roofvlugge vogel
kiest zij een prijzige drank
en de knieën van de donkere buit.
Gelijk een dans die beiden voor de gek houdt,
draait het wiel van de mislukking:
tien minuten publieke huid,
pregnant parfum, parodieën van verknochtheid
en in de epiloog, na vervallen termijn,
een nieuwe leegte
en het tumult van andere muziek.
LEOPARDI A SÍ MISMO, 1937
En mí cantó la ausencia,
el beso anhelado. ¿Pude ser otro?
Respondan mis huesos, la espalda trunca
que esclavizó mis días.
Mía fue la espera, las caricias nunca.
Sí, por siempre reposo
de los vanos conjuros del fracaso,
de querer y desgarrarme en suspiros.
No más tedio o borrascas
ni el lodo del deseo anegándome;
sólo aureola y laureles.
Pero ¿Para qué la gloria futura?
Hoy, una tersa muchacha me lee:
¡Con qué ojos me ama!
Otra pasión imposible, Natura…
Árida flor, este siglo de fama.
LEOPARDI TOT ZICHZELF, 1937
In mij zong de afwezigheid,
de begeerde kus. Kon het anders zijn?
Dat mijn beenderen antwoorden, mijn geknotte rug
die mijn dagen omzette in slavernij.
Wachten was mij gegeven, liefkozingen nooit.
Zeker, voor altijd rust ik uit
van de vergeefse bezweringen van het fiasco,
van liefhebben en me in zuchten aan stukken rijten.
Geen weerzin meer en geen tegenspoed
en ook niet het slijk van begeerte dat me overspoelt,
alleen een aureool en lauweren.
Maar waartoe de toekomstige luister?
Een stralend meisje leest mij nu.
Met welke ogen ze mij bemint!
Andere hartstocht uitgesloten, Natuur…
Steriele bloem, deze eeuw van beroemdheid.