Kom van het kruis, het is genoeg geweest
door Bouke Vlierhuis
Hedwig Selles vangt zinnen, zegt ze zelf. Ze hoort iets, op straat of waar dan ook, en het blijft plakken. Ze neemt zo’n zin dan mee naar huis en bouwt er een wereld omheen, een scenario dat alleen zijzelf kan volgen. Zo ontstaan de gedichten van Hedwig Selles en gedichten die zo ontstaan zijn grillig, idiosyncratisch en in zichzelf gekeerd. Maar toch, door de beelden en symbolen die Selles gebruikt zijn ze op een onbegrijpelijke manier invoelbaar en universeel.
Lees bijvoorbeeld ‘Kings Cross / St. Pancras Station’:
Kings Cross / St Pancras Station
‘I kept my eyes to myself’
Ik vond het een goede zin en
aaide hem zachtjes over zijn rug,
over zijn hoofd daar hield hij niet van
‘ik wil even alleen zijn’,
hij kon zijn ogen niet uitleggen
ze zaten vast in zijn gezicht, fluisterde hij
‘sixpence to last’,
zijn veren roken naar nat
en naar glans, terwijl ik in
zijn zakken zocht
deze blijft, wist ik,
alsof ik iets
bij toeval terug gevonden had
Gaat het hier nu over een zin die de dichter komt aanwaaien in een metrostation? Of gaat het toch over de ontmoeting met een geliefde? Het doet er niet toe. Het gaat erom dat iedereen voelt dat er een verhaal is, dat er karakters zijn, een ‘ik’ en een ‘hij’, en dat er met die karakters iets belangrijks gebeurt. En het verhaal klopt. Natuurlijk, logisch gezien is er van alles mis mee, de beelden sluiten niet op elkaar aan, de ‘hij’ in het gedicht verandert voortdurend van gedaante zonder dat dat een doel lijkt te dienen en de laatste strofe smaakt naar gemeenplaats maar tegelijkertijd staat het er allemaal precies zoals het er moet staan.
Hedwig Selles vertelt wat de zinnen in haar hoofd overkomt. Daarbij hanteert ze een geheel eigen logica. En waar veel gedichten, ook – of juist – van zogenaamde ‘moeilijke’ dichters, het resultaat zijn van het met meer of minder succes toepassen van een techniek, een ‘trucje’ om de lezer een bepaalde kant op te krijgen, heb je bij Hedwig Selles het gevoel dat je de dichter hebt betrapt bij een privé-bezigheid. Deze gedichten zijn, zo lijkt het, niet geschreven om gelezen te worden maar omdat ze geschreven moesten worden. Juist daarom bieden ze een kijkje op de ondoorgrondelijke wegen van de poëzie, de wegen van de woorden die in een mensenhoofd rondstuiteren. Je zult Selles dan ook niet gauw betrappen op spitsvondigheden, effectbejag of moeilijkdoenerij. Integendeel, de gedichten in IJzerbijt maken de indruk dat ze bewust van alle franje ontdaan zijn. Daar hebben ze wellicht ook hun afgemeten, staccato toon aan te danken, een toon die goed past bij de onderwerpen en de sfeer van de gedichten.
Selles houdt er namelijk een nogal bijtende kijk op de wereld en zichzelf op na. Haar venijn richt zich ook en vooral op God en het geloof. Zoals in ‘Een zoete vader is geen lieve vader’: ‘dat je elkaar hierna / terug zult zien / dat is een aanname / dat is een vreze en dan heet het geloof // zo heette het ten slotte geloof’. Iets soortgelijks staat er in ‘Dogma’: ‘… een strak en eentonig / landschap, dat door repitio / de status krijgt van onbewezen, / maar waar // maar waar’.
Ironisch genoeg geldt dat voor de gedichten van Selles ook. Door hun bizarre consequentie neem je ze als lezer, hoe ongerijmd ook, voor ‘waar’ aan. En daarin lijken ze dan weer ontzettend veel op de bijbelteksten waar ze voortdurend aan refereren. De liefde komt trouwens nauwelijks voor in IJzerbijt en van mystiek is Selles ook wars, getuige deze regels uit ‘Handen’: ‘kom van het kruis / het is genoeg geweest / iedereen heeft het gezien’.
Door de soms onsamenhangend aandoende inhoud zou je misschien verwachten dat de gedichten ritmisch en qua klank gemankeerd zijn. Niets is minder waar. Als je de gedichten uit IJzerbijt hardop leest, kom je er achter dat Selles een meester is in het kiezen van het juiste woord en het opbouwen van een goed lopende zin. Daardoor komt, hardop gelezen, het verhalende karakter van de gedichten ook nog sterker naar voren en gaan ze voelen als liedjes waarvan je niet ieder woord hoeft te verstaan om erdoor geraakt te worden.
Hedwig Selles is een dichteres met een geheel eigen toon, een ongrijpbaar dichteres. Haar gedichten zijn grillig en niet altijd makkelijk te volgen, maar ritmisch zijn ze geweldig en ze voelen ondanks alles logisch aan. Dat alles maakt IJzerbijt misschien geen makkelijke, maar wel een bijzondere bundel.