‘Het echte leven is een middelmatig gedicht’
door Eric van Loo
Elfie Tromp is schrijfster en theatermaakster. Zij publiceerde twee romans: Goeroe (2013) en Underdog (2015). Zij is columnist bij Metro, en ook wekelijks te horen op de radio: als presentator van het VPRO-programma Nooit meer slapen én als ‘druktemaker’ (gesproken column) op De Nieuws BV van Radio 1. Kort voor Victorieverdriet bij mij op de mat viel, las ik in Trouw het interview van Iris Pronk met de schrijfster. De kop in de krant: “Elfie Tromp (32) kon na de breuk met haar vriend alleen nog maar gedichten schrijven. ‘Ik ben open over mijn pijn, dat maakt mij natuurlijk tot een verschrikkelijke ex.’” Een dergelijk openhartig interview beïnvloedt onvermijdelijk het lezen van deze bundel, net zoals u na het lezen van deze recensie niet meer blanco tegenover Victorieverdriet staat. Of misschien heeft u de bundel al gelezen, en dient deze recensie om tot een verdieping van de eigen lectuur te komen. Dat zou mooi zijn.
Er zijn nog een paar citaten uit dit interview die ik u niet wil onthouden. ‘Ik schreef vroeger ook wel gedichten, tot ik de schrijfopleiding ging doen en ik les kreeg over formele poëzie, over sonnetten en enjambementen. Daar kreeg ik zo’n minderwaardigheidscomplex van, ik dacht: ik ben hier niet slim genoeg voor.’ En: ‘Nadat Jerry me verliet, kon ik nog maar twee dingen: zingen en gedichten schrijven. Voor mij begint poëzie met de spontane expressie van emoties.’ Tromp moest het schrijven van haar derde roman opschorten, omdat zij zich daar door het liefdesverdriet en de opkomende depressie niet meer op kon concentreren. De toon is gezet. We verwachten in deze bundel geen verfijnde technische hoogstandjes, maar gedichten waarin de gevoelsinhoud voorop staat.
In drie afdelingen loodst Tromp ons door de verschillende fasen van haar rouwproces: de schok, de reactie, het herstel. De eerste afdeling ‘Thuis – Of: hoe de vlucht begon’ gaat over haar lange en hechte relatie met een ander die dan weer als ‘jij’, dan weer als ‘hij’ wordt aangeduid, over het onverwachte einde van deze relatie en de impact daarvan op de dichter. Formeel moet ik natuurlijk schrijven: ‘de impact daarvan op het lyrisch ik’, maar ik heb zo het gevoel dat in deze bundel dichter en lyrisch ik behoorlijk samenvallen. Wat natuurlijk niet betekent, dat slechts sprake is van een feitelijk verslag van gebeurtenissen. Het in het interview in Trouw geciteerde gedicht ‘Eiland’ begint met de zin: ‘Je kocht een roeimachine / en verdween’. Het kopen van een roeimachine een half jaar voordat Jerry bij haar wegging, ziet Tromp achteraf als een subtiele aanwijzing dat hij bij haar weg wilde gaan. Het beeld van haar wegroeiende ex sloot aan bij haar eigen gevoel van het overspoeld worden door emoties, en verwerkte ze in dit gedicht waarin water en zee een belangrijke rol spelen. Veel van de gedichten bevatten deze mengeling van anekdotiek en metaforen, hoewel in de meeste gedichten de metafoor veel minder sterk uitgewerkt wordt dan in ‘Eiland’. Het gedicht ‘Wat hij haatte aan zijn ex’ begint met een keiharde opsomming (‘Rare tanden / tienerkleren / slappe tietjes’), om al snel tot het inzicht te komen: ‘ik had kunnen weten dat ook ik / in minpunten werd gevat’. Ze ontmoet niet al te veel begrip voor wat haar overkomt: ‘Wat ben jij een hoop verloren / zei mijn moeder / kilo’s, tijd, persoonlijkheid / hij was de investering niet waard’ (uit: ‘Ondernemerschap’); ‘Je mag best even treuren, zei mijn zus / maar hoelang was / even’ (uit: ‘Speeltuin’). Aardige observaties natuurlijk, maar de auteur slaagt er niet altijd even goed in om hier ook poëzie van te maken.
.
Ik leg graag
puzzels
maar kreeg jou nooit
af
.
je was zo veel losse stukken
ik kwam een eind
dat moet je met me eens zijn
met gevoel, geduld en een portie
beginnersgeluk
.
de randen kloppen
.
ik had je bijna
opgelost
.
ik ben van buiten naar binnen toe begonnen
voor het hart
kreeg ik de kans niet
.
je bent andermans legpuzzel nu
met in het midden een gekarteld gat
De enjambementen waar Tromp tijdens haar schrijfopleiding zo’n ‘minderwaardigheidscomplex’ van kreeg, past ze hier effectief toe: ‘maar kreeg jou nooit / af’; ‘ik had je bijna / opgelost’. Bij deze tweede frase lijkt de legpuzzel plotseling veranderd in een kruiswoordpuzzel. Hoe dan ook: een mooi beeld, waarin ze pijnlijk onder woorden brengt hoe ze er niet echt in geslaagd is tot haar geliefde door te dringen, en tenslotte zijn hart als ‘een gekarteld gat’ beschrijft.
De tweede afdeling ‘Ver weg – De wereld werd een afdaling’ bevat voornamelijk Amerikaanse reisimpressies, die getuigen van de wanhoop die haar overviel na de relatiebreuk. ‘Je verliet me op vakantie / daarna doolde ik door de straten / alles was mooi aan mij / zelfs mijn wanhoop glansde’ (uit: ‘New York, New York’). In ‘New York, New York, deel II’ staat een opvallende zin: ‘het echte leven is een middelmatig gedicht’. Is dit ironische zelfkritiek? Zegt zij hiermee impliciet of per ongeluk iets over haar eigen poëzie, die zonder al te veel omhaal ‘uit het leven gegrepen’ is? Tromp tekent haar belevenissen scherp en met de nodige humor op. Het gedicht ‘De Verenigde Staten’ portretteert een willekeurige Amerikaan die haar tijdens een urenlange treinreis deelgenoot maakt van zijn leven. Elke strofe eindigt veelzeggend met het losstaand woordje ‘ik’: ‘ik heb last van het water in de thee / ik ben een kunstenaar / ik ben mijn eten vergeten / ik’. In de tweede helft is er ook enige aandacht voor zijn reisgenoot: ‘er is iets aan jou / iets bijzonders / je doet me denken aan een vriendin / die ooit meer was’, om te eindigen met: ‘voel jij je nu ook zo veel / beter? / ik’. Tromp beschrijft hoe ze uit de band springt in ‘Tuscaloosa, Alabama’: ‘Om wijdbeens op het warme asfalt / aan mezelf te zitten // de veel te grote auto’s / met de veel te grote mensen / laten toeteren / terwijl ik me uitrek / de liefde toelaat / en wegdrentel / als ik daar zin in heb’. Hoe ze flirt met een Confederate flag tijdens een vluchtige ontmoeting in de zuidelijke staten, en over diverse bijzondere mensen en plaatsen die ze op haar reis tegenkomt. In het laatste gedicht uit de afdeling vindt een synthese plaats tussen de uiterlijke gebeurtenissen en haar innerlijke (rouw)proces:
.
ze hebben de beelden neergehaald
je weet wel, van de drie generaals
Jefferson, Beauregard en Lee
ooit monumenten van trots en macht
nu symbolen van schande en schaamte
traditie is veilig
we willen iets vasthouden
in dit continue loslaten
.
ik denk aan de sokkels in mij
de beelden die ik daar opzette en vereerde
wogen op het laatst te zwaar
.
niets is in steen gehouwen
.
zelfs steen niet
tijd is een spier
die pijn en liefde beweegt
ik trap door
.
pulseren
verteren
worstelen
loslaten
schudden
dansen
veranderen
.
dat is de aard van de geschiedenis
In de opening van dit gedicht detoneert het spreektalige ‘je weet wel’ met de nauwkeurig weergegeven feiten. Ik wist het althans niet, hoewel ik gezien de context en de eerdere flirt met de Confederate flag wel vermoedde dat het om generaals van de Zuidelijke Staten ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog ging. Mooi is de oneliner ‘we willen iets vasthouden in dit continue loslaten’. De zinsnede ‘traditie is veilig’ is echter merkwaardig, omdat daarboven juist beschreven wordt hoe een traditie (het eren van de generaals van de Zuidelijke Staten) vernietigd wordt.
De derde en laatste afdeling is getiteld ‘Thuiskomst – Over de glitter tussen het gruis’. Een licht optimistische titel voor een nieuwe fase, waarin weer aan nieuwe liefde(s) gedacht kan worden: ‘het heden heeft honger / wil de toekomst / opvreten’ (uit: ‘Roofvis’). En niet alleen gedacht, Tromp trakteert ons regelmatig op zeer expliciete teksten. Ook gebruikt ze het slagveld als metafoor voor de liefde, met een belangrijke rol voor Napoleon, die ons op de voorkant van de bundel nors aanstaart. ‘Napoleon was ook een fetisjist / hij hield van kostuum en rollenspel’ (uit: ‘Napoleon was ook een fetisjist’).
.
Ik ben altijd alleen als ik je schrijf
de woorden waarmee ik je overwon
werden op een eiland geschreven
waar ik nauwelijks nog mens was
veroverwoede slaat
eenmaal ingelost
om in victorieverdriet
.
was dit nou alle ophef waard?
een paar meter stenen, modder en gras
had me bijna mijn leven gekost
.
het is grootheidswaanzin om mezelf met Napoleon te vergelijken
het is grootheidswaanzin om Napoleon te zijn
voor jou doe ik mijn bloedjas uit
.
ik ben meer dan de achterkant van een heer
het snavelhondje ligt op mijn schoot
.
honderd titels draag ik over
je mag eruit kiezen om o.a.
Napoleon te zijn
‘Met dank aan Gerrit Kouwenaars Elba’, staat er onder dit gedicht. Vooral de laatste zes regels bevatten citaten uit dit gedicht van de nog jonge Kouwenaar. Een verrassende verwijzing, gezien het feit dat in de rest van de bundel weinig wordt aangesloten bij literaire tradities. ‘Victorieverdriet’ is een mooi neologisme. Tromp vertelt, dat ze hoorde dat Napoleon na gewonnen veldslagen vaak heel somber was, en trekt in de eerste strofen een mooie parallel met haar eigen overwinningen en teleurstellingen in de liefde.
Victorieverdriet is al met al een vluchtige bundel. De uitgever zet hem in de markt ‘voor iedereen met gevoel in z’n donder’. Tromp gaf aan, dat poëzie voor haar begint met ‘de spontane expressie van emoties’. Het merendeel van de gedichten gaat niet veel verder dan dit: een opwelling, een aardige associatie, een vlot gevonden vorm.
____
Elfie Tromp (2018). Victorieverdriet. Uitgeverij De Geus, 64 blz. € 17,99. 9789044540758