Gedichten
Karel Wasch
Karel Wasch is verliefd. Waren het in zijn meest recente bundel nog dichters die over engelen droomden, nu is het ‘alsof uit de sterrenlucht een God naar beneden reikte, ons optilde, in zijn hand bekeek, om daarna een nieuw sterrenbeeld van ons aan de hemel neer te zetten’. De zon werd gewassen tot karmijnrood. De wanhoop is vervlogen.

Geert Jan Beeckman
Met regels als ‘Laten wij het houden op een zee. / Om verbeelding niet af te leren. / Om bij je herinneringen te komen. / Om over jezelf iets te weten maar nooit / een idee te hebben van altijd.’ raakt dichter Geert Jan Beeckman ons, nodigt ons uit nogmaals te lezen. ‘Morgen doen we wat de dichter schreef mijn lief’.
Monique Leferink op Reinink
Dichter Monique Leferink op Reinink schrijft die ene prachtige zin, ‘de stilte ligt als een naald in de helblauwe schort van de hemel.’ En naast die ene zin schrijft ze nog meer mooie regels, deze tekst lijkt verder te reiken dan de woorden zelf. En toch twijfelt ze zelf voortdurend, wikt en weegt, schrapt en voegt toe. Zelfs na vandaag.
Enno de Witt
Dichter Enno de Witt volgt een rivier, ‘ze staat stil in kolken, hunkert naar een jeugd van beken, stromen en sloten, verloren in dode beddingen en ontspoorde zijtakken’, herinnert zich ‘het Evoluon, waar de toekomst werd opgevouwen en in een doos gestopt die we later zijn kwijtgeraakt’ en tuurt ‘langdurig naar het bekende onbekende gezicht’. Verre familie, zeker.
Alja Spaan
Een voorpublicatie uit de gedichtenbundel ‘zij draagt alvast het wit’, een van de bundels die al jaren bij de uitgevers ligt, en hopelijk dit jaar verschijnt. Schrijver Alja Spaan gebruikt al haar overige werkzaamheden als ‘dekmantel’ voor het èchte werk. Tussen haar proza en poëzie zit nauwelijks verschil. Ze schrijft al vanaf haar elfde elke dag.
Marc Eyck
‘Er groeit een omgekeerde boom in mij.’. Met die intrigerende regel begint het profiel van Marc Eyck. Hij dicht ‘Toen zag ze wat ze nog niet eerder had gezien / De sterren, planeten, achter het hoge, hoge glas / Alsof ze door duizend handjes opgenomen was / En heel de ruimte werd tot speelplaats bovendien’ en meteen ben je daar waar je zijn moet.
Paul Bezembinder
Paul Bezembinder laat, net als de vrouw in zijn gedicht ‘In een oesterbar’, ‘niets aan het toeval over, zonder overigens ons in het ongeluk te storten. Een regel als ‘Ach! Elke ruimte wordt uiteindelijk / in een soort metaruimte kenobject, / je waant je astronoom, of architect, / tot je ook hún gebarentaal ontdekt’ kenmerkt zijn zorgvuldigheid. Hij mag zich dichter weten!
Margreet Schouwenaar
Als een dichter zegt dat het ‘misschien al voldoende was om thuis te komen’ en praat over ‘een land waar gebeurt zoals bedoeld’ en zich dan min of meer verontschuldigt voor het ‘definitief praten voor mijn beurt’ weten we dat het water tot aan onze lippen stijgt want als lezer begrijp je waar Margreet Schouwenaar het over heeft.
Vriendschap
Het thema van deze poëzieweek is ‘Vriendschap’. Hans Puper koos het Egidiuslied, het mooiste vrienden- en rouwgedicht dat hij kent. Alja Spaan koos voor een vers van Huub Oosterhuis en een gedicht van Jacqueline E. van der Waals, Paul Roelofsen voor eigen werk en Paul Bezembinder vertaalde Vladimir Solovjov.