Recensies
Willem Jan Otten - Septemberzee
In 'Septemberzee' van Willem Jan Otten laat de dichter ons meelopen op zijn levenspad. Jeroen van Wijk treft in de bundel ontroerend mooie poëzie aan die nergens pathetisch wordt. Hij stelt vast dat 'Otten de thematiek van zijn gedichten prachtig weet te balanceren tussen observaties over het leven en de dood, en welke rol religie hierin kan hebben. Van Wijk vindt het prettig dat de gedichten die over religie gaan niet predikend zijn.
Arjan Witte – Dub Holland
‘Dub Holland’ is een verzamelbundel met het beste werk van Arjan Witte. Het levert volgens Maurice Broere een wat ambigu beeld op: ‘Enerzijds staan er prachtig klinkende zinnen in en roept de dichter interessante filosofische vragen op, zoals: kunnen we niet wat minder somber tegen de dood aan kijken. Anderzijds maakt Witte gebruik van eigenaardige, soms onnavolgbare metaforen. Menig gedicht begint hij met een boeiende levensvraag, maar eindigt dan als een losse flodder.’
Vrouwenblad - Vrouwen van papier & Guido Gezelle
In 1882 speelde Guido Gezelle met de gedachte om een vrouwenblad te maken, hij omschreef het als 'een jaartijdbladtje voor Vlaamsche vrouwen'. Het is er niet van gekomen. 'Tot nu', zegt Hans Franse: ''het prachtige magazine, op glossy formaat (een Vlaams poëtische 'Linda') waarin Gezelle in zijn relatie met vrouwen centraal staat, is op de markt gekomen in een Vlaamse coproductie:' Vrouwen van papier''.
Siel Verhanneman - Wat wij doen dat heet bewaren
Iris van de Wetering bespreekt de bundel ‘Wat wij doen dat heet bewaren’, van Siel Verhanneman: ‘De psoas en de uterus, twee fysieke plekken in het lichaam, spelen een centrale symbolische rol in de bundel. Elk van deze plekken draagt een diepe emotionele en spirituele betekenis. Door het gebruik van krachtige beelden en symboliek, weet ze een universum van emoties te scheppen waarin de lezer wordt uitgenodigd om zijn eigen ervaringen en verlangens te reflecteren.’
Juryrapport Rob de Vos-prijs 2024
Monique Leferink Op Reinink won dit jaar met haar gedicht 'Canto' de Rob de Vos-prijs 2024. Vandaag is het algemene juryrapport aan de beurt. Hierin staat ook wie erin de top 20 belandden. Juryvoorzitter Peter Vermaat concludeert: 'Hoeveel je ook kunt afdingen op het wedstrijdelement, feit is dat, wanneer eenzelfde inzending door een gevarieerde groep lezers wordt gewaardeerd, het aspect 'smaak' toch wat naar de achtergrond verschuift en de intrinsieke kwaliteiten van de gedichten op de plaats landen waar ze thuis horen.'
Johan Meesters - Bescheidenheid is een doodzonde
Hans Franse vindt het jammer dat de bundel ‘Bescheidenheid is een doodzonde’ van Johan Meesters niet mooi is vormgegeven en amateuristisch overkomt. Het lijkt hem ook dat je deze poëzie eigenlijk moet horen: ‘Hij moet een dichter van het gesproken woord zijn, een sprookspreker.’ Franse zegt dat ondanks een aantal ingetogen gedichten, het retorische overheerst: ‘Meesters typeer ik als sprookspreker of bard met taalkundige virtuositeit.’
Bloemlezing - Het komt goed
Tom Veys zegt alle lof te hebben voor de samensteller van de bloemlezing ‘Het komt goed’: Elisabeth Lockhorn. Zij heeft kwaliteitsvolle gedichten uitgekozen die over geluk gaan. Volgens Veys krijg je met deze bundel aan de hand van het thema ‘geluk’ een staalkaart van de literatuurgeschiedenis. Hij benoemt ook dat de stilistische reikwijdte in de bundel een grote meerwaarde is.
Jonas Bruyneel - Mulhacén
In de bundel ‘Mulhacén’ van Jonas Bruyneel wordt de tocht naar en de beklimming van de hoogste berg van de Sierra Nevada in Spanje beschreven. Hij wandelt in het spirituele gezelschap van dichter Federico Garcia Lorca, maar daar is voor de liefhebbers van Lorca weinig van te merken, vindt Marc Bruynseraede. En ‘waarom moesten de verzen zo nodig in Copla-vorm geschreven worden? F.G. Lorca was geen Copla-dichter.’
Willem Thies - Wachtend op eerste constructies
In ‘Wachtend op eerste instructies’ van Willem Thies treft Peter Vermaat de ondeelbare tweeheid aan: ‘In ontologisch perspectief schildert Thies in deze gedichten niet zozeer de wederzijdse houdgreep van goed en kwaad of van opslokken en ontbreken, maar veel meer de gelijktijdige parallelliteit van dit alles. Naast het waarneembare waart iets vergelijkbaars rond aan de andere zijde van het onkenbare scheidsvlak tussen hier en daar, het onzichtbare en ontastbare membraan tussen het nu en het geweest zijn of het nog wordende.’