Recensies

Jozef Deleu (samenstelling) - Het Liegend Konijn 2025 / 1
‘Het Liegend Konijn 2025/1’ staat weer vol met gloednieuwe gedichten, die bij dichters ‘uit het nest zijn geroofd’ door redacteur en samensteller Jozef Deleu. De formule die hij hanteert, is nog altijd succesvol. We bespreken werk van zowel gevestigde dichters als nieuw talent. In deze editie zijn ook gedichten opgenomen van twee medewerkers van Meander. Een recensie van Janine Jongsma.

Bloemlezing - de 44 beste gedichten van de Herman de Coninckprijs
De bloemlezing met ‘de 44 beste gedichten van de Herman de Coninckprijs’ noemt Taco van Peijpe ‘een uitgelezen veldboeket’. In zijn bespreking doet hij een poging om de grote verscheidenheid aan gedichten te tonen. Want, zo zegt hij: ‘Traditie en experiment, studiekost en luisterpoëzie, lyriek en prozapoëzie komen allemaal aan bod.’

Jan Kuijper - Oorschelpen / Verzamelde sonnetten
Zeven bundels van Jan Kuijper (1947) zijn onderbracht in ‘Oorschelpen – Verzamelde sonnetten’. De bundels kwamen uit vanaf 1973 t/m 2001 en twee ervan werden bekroond met een poëzieprijs. Peter Vermaat merkt op dat Kuijper wel vaart bij het sonnet en zeker geen plezierdichter is: ‘Hoe rauw de evocatie van de gedichten soms ook mag zijn, door de streng volgehouden vorm houdt Kuijper alle emotie in een ijzeren greep.' Een longread.

Jan-Paul Rosenberg - Onze tijd in de ruimte
In ‘Onze tijd in de ruimte’ van Jan-Paul Rosenberg, lijkt het volgens Ali Şerik
‘alsof je als een leeg blad aan deze poëzie moet beginnen’. Hij omschrijft het zo: ‘Rosenberg is als een abstract kunstenaar die de visuele referenties loslaat, woorden samenvoegt tot een nieuwe waarheid. Hij laat de lezer graag ploeteren tussen de punten. Hij heeft veel te vertellen, maar blijft een tovenaar die zijn trucs niet prijsgeeft.’

Yasmin Namavar - Verblijf
In het debuut ‘Verblijf’ van Yasmin Namavar onderzoekt de dichter elke poging van verblijven, zegt Hettie Marzak. Ze geeft aan dat ‘de gedichten breken met alle hedendaagse trends’, en vindt dat Namavar zinderend dicht: ‘Haar poëzie is zintuiglijk, uitbundig, weelderig, de taal voluptueus en wulps, zeker in de erotische gedichten, met metaforen die regelrecht uit de verhalen van Duizend-en-een-nacht lijken te komen.’

Rob Luckerhof en Anneruth Wibaut - Als een mokerslag
Rob Luckerhof en Anneruth Wibaut ontdekten in het Literatuurmuseum van Den Haag een twintigtal nooit gepubliceerde gedichten van Hellema. Deze schrijver van proza schreef in de jaren tachtig van de vorige eeuw over zijn oorlogsverleden. Hellema overleefde tijdens de Tweede Wereldoorlog zes verschillende concentratiekampen. In de bundel 'Als een mokerslag' wordt aan de hand van deze gedichten de gruwelijke kampjaren van Hellema blootgelegd. Een recensie van Janine Jongsma.

Astrid Arns, Jana Arns, Ann Van Dessel, Bo Vanluchene, Elise Vos - De ogen van de uil
In de bundel ‘De ogen van de uil’ is het thema slapeloosheid. De vijf dichters die hier aan lijden zijn: Jana Arns, Astrid Arns, Ann Van Dessel, Bo Vanluchene en Elise Vos. Deze wakkere nachtvrouwen laten ons in krachtige bewoordingen ervaren hoe het is om nooit te kunnen slapen. De wanhoop en onmacht van het lijden aan insomnia wordt aan de kaak gesteld. Een longread van Janine Jongsma.

Tom Van de Voorde - De elementen
In deze longread bespreekt Johan Reijmerink ‘De elementen’ van Tom Van de Voorde: ‘’Het sensitief karakter van de observaties doet je als lezer wankelen door de uiteenlopende verbeeldingswereld van deze dichter. De ‘elementen’ omvatten het familieleven van het ik, zijn persoonlijke leefwereld, zijn sta in de wereld en de verhouding tot wat zich aan het rationele onttrekt: zijn baden in de ‘verticale menigte’ van het transcendente.’’

Eduard Ditmar - Een kleine oorlog
Anneruth Wibaut noemt de bundel ‘Een kleine oorlog’ van Eduard Ditmar, een bescheiden, maar prachtig verzorgd kleinood. De Tweede Wereldoorlog wordt beschreven vanuit het perspectief van een jong kind: ‘Die vervreemding, dat dingen er door de ogen van een kind anders uitzien dan dat ze in de werkelijkheid van de volwassenen zijn, spreekt uit elk gedicht in meerdere of mindere mate. Ditmar suggereert de verschrikkingen meer dan hij ze beschrijft.’