LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Recensies

Anne Carson - Glas, Ironie & God
Anne Carson - Glas, Ironie & God
In deze longread bespreekt Peter Vermaat ‘Glas, ironie & God’ van Anne Carson, in de vertaling van Marijke Emeis. Helaas ontbreekt de originele tekst. Om de vertaling toch te kunnen vergelijken met het origineel heeft Vermaat die erbij gezet. Hij concludeert: ‘Wat mij het lezen van Carson’s originele teksten gebracht heeft is in elk geval een verrijkt, verdiept en daardoor veel meer genuanceerd beeld van Anne Carson als dichter.’
Peter Holvoet-Hanssen - roodvos
Peter Holvoet-Hanssen - roodvos
‘roodvos’ van Peter Holvoet-Hanssen is volgens Francis Cromphout ‘een sprookje dat er geen is want het gaat eigenlijk over een dagdagelijks verhaal dat zich inpast in een mythisch vossenverhaal’. Noëlla Elpers is de levenspartner van Holvoet-Hanssen en van haar zijn de cover en de pentekeningen. Ze neemt ook de proloog voor haar rekening. Zoals we deze dichter kennen bruist de bundel van vindingrijke moderne poëzie.
Johan Reijmerink - Rondom de verwondering
Johan Reijmerink - Rondom de verwondering
Gastrecensent Yvan De Maesschalck bespreekt ‘Rondom de verwondering’ van poëziecriticus en literatuuronderzoeker Johan Reijmerink. De ondertitel luidt: ‘Reflecties over gedichten met een zingevende thematiek’. De Maesschalck vat het zo samen: ‘Transcendentie en de zoektocht naar een open, gelaagde identiteit vormen, naast de beleving van het unieke/eeuwige/sacrale moment én de paradoxale uitstraling van schijnbaar gewone dingen de hoofdthema’s van dit essayboek.’
Ton van ’t Hof – Gelukkig de mens die ergens verwacht wordt
Ton van ’t Hof – Gelukkig de mens die ergens verwacht wordt
‘Gelukkig de mens die ergens verwacht wordt’ van Ton van ’t Hof, wordt omsloten door twee citaten uit zijn dagboek van 2025: ‘Ik wilde eerlijk zijn, gedroeg me als een woudezel’ en ‘Nam een glas wijn, een imposant glas, als een kathedraal’. Dat belooft wat: een woudezel is een lompe kerel. En als hij gezegd heeft wat hij te zeggen had, heeft hij een flinke slok nodig. Een recensie van Hans Puper.
Margriet Westervaarder - een waakhond aan me vastgebonden
Margriet Westervaarder - een waakhond aan me vastgebonden
Paul Roelofsen heeft met plezier de bundel ‘een waakhond aan me vastgebonden’ van Margriet Westervaarder gelezen. Haar poëzie is herkenbaar en in klare taal, maar niet voorspelbaar: ‘Om de haverklap verrast de dichter ons met rake invallen en metaforen. En het komt me voor dat ze deze zonder enige moeite uit haar mouw schudt.’
Billie Vos - alleen van u als ik van mij
Billie Vos - alleen van u als ik van mij
Ellis van Atten vindt de bundel ‘alleen van u als ik van mij’ van Billie Vos een pareltje voor het oog vanwege de speelse typografie en uitlijning, illustraties en heldere kleuren. Over de poëzie zegt ze: ‘Ik kon meegaan in de verkenning van de eenzaamheid, de relaties met zichzelf en met anderen. Speels, zoekend, vragend, vol zelfreflectie’. Al lezend en kijkend ontdekte ze steeds meer samenhang tussen tekst en beeld.
Jolanda Kooijmans - Addertje
Jolanda Kooijmans - Addertje
‘Addertje’ van Jolanda Kooijmans is volgens Hettie Marzak ‘een zwierige, brutale ode aan de fantasie, de taal en de onverwoestbare menselijke veerkracht. In een duizelingwekkende vaart sleurt Kooijmans met haar uitbundig en onstuimig taalgebruik de lezer mee door de gruwelijkste geschiedenissen. Het is als een spannende rit in een achtbaan en een spookhuis tegelijk en als je tot stilstand bent gekomen, wil je eigenlijk alleen maar nog een keer.’
Bloemlezing - De tuin ben jij
Bloemlezing - De tuin ben jij
In zijn hangmat las Jeroen van Wijk afgelopen zomer de bloemlezing ‘De tuin ben jij’, samengesteld door Daan Kloosterhuis. Over deze tuinpoëzie, geschreven door grote dichters, zegt Van Wijk: ‘De tuin is een plek die voortdurend verandert, waar planten komen en gaan. Een cyclus van het leven. En wij, de mens, zijn niets anders dan dat. Een tuin.'
Annemarie Estor - Het overschot
Annemarie Estor - Het overschot
Ali Şerik omschrijft ‘Het overschot’ van Annemarie Estor als ‘de ravage die de mens aanricht’. Over haar schrijfstijl zegt hij: ‘De regels lezen vloeiend, zonder te haperen, maar onthullen hun geheimen niet meteen. De zorgvuldig gekozen woorden voelen verfijnd aan, alsof ze langzaam zijn gemalen in de molen van de dichter. Ze smelten op de tong. Maar soms smaken ze naar bitterheid, naar de dorre bladeren van een vijgenboom.’