Recensies
Maaike de Wolf - De dansvloer is van iedereen
Peter Vermaat is niet in het minst onder de indruk van ‘De dansvloer is van iedereen’, het debuut van Maaike de Wolf: ‘De teksten kunnen afkomstig zijn uit een willekeurig brein, via een doelloze hand doorgebriefd aan een anoniem toetsenbord. De Wolf riskeert niets, dwingt tot niets, vleit of vloekt niet, bezweert of bespot niets en uiteindelijk loopt het nog niet af ook.’
Bloemlezing - de 44 beste gedichten van de Herman de Coninckprijs
Ook dit jaar is er de bloemlezing met 'de 44 beste gedichten van de Herman de Coninckprijs 2024'. Hettie Marzak vindt dat de bundel een mooi overzicht geeft van alles wat de poëzie momenteel te bieden heeft. Je betaalt voor de aanschaf ervan € 5, -. Marzak vraagt zich af wat je daar tegenwoordig nog voor koopt en ze geeft zelf het antwoord: 'In dit geval de toegang tot een oneindige wereld van gevoel, van zowel de dichter als de lezer.'
Daan Doesborgh - Moet het zo
Ivan Sacharov is zeer te spreken over de bundel, ‘Moet het zo’, van Daan Doesborgh. De dichter verkent en bevraagt de mogelijkheden van het gedicht. ‘’De dichter lijkt geïnspireerd door ‘Het lied der dwaze bijen’, van Nijhoff, voor de omlijsting.’’ Sommige gedichten drukken het hetzelfde verlangen uit dat sprak uit de gedichten van Nijhoff. Sacharov vindt sommige van de gedichten echte pronkstukken.
Jan van de Ven - Welbeschouwd
Jan van de Ven (1936) begon pas na zijn pensioen met het schrijven van gedichten. Uiteindelijk zijn deze gedichten nu gebundeld in 'Welbeschouwd'. We zijn bekend met de vele amateurdichters die in eigen beheer hun bundel uitgeven, maar soms springt er eentje bescheiden bovenuit. Het voelt als een poëtisch dagboek. Hans Franse zegt over de dichter: 'Zijn werk is bewonderenswaardig helder, zo openstaand voor emoties, zo kwetsbaar ook en mystiek.'
Eric Vandenwyngaerden - Dagen van Glas
Vandaag de eerste recensie van Iris van de Wetering. Ze bespreekt de bundel ‘Dagen van glas’, van Eric Vandenwyngaerden: ‘Dat dichters woorden gebruiken om de wereld om zich heen te verkennen en te ‘snappen’ is niet vreemd. Maar Vandenwyngaerden lijkt dit enigszins anders aan te pakken, wil hij de wereld wel snappen? Hij lijkt de wereld niet voortdurend te willen veranderen, hij lijkt het ook niet beter te weten.’
Michiel J. Ris - Broersgedicht
In de debuutbundel van Michiel J. Ris, ‘Broersgedicht’, is de rode draad het verhaal van twee broers, de ene is militair en de ander het lyrisch ik. Ris maakt veel gebruik van Oudgriekse dichtvormen. Jeroen van Wijk ging er maar een goed voor zitten en schreef er een longread over. Het spreekt hem aan hoe Ris hedendaagse thema’s in een klassiek jasje presenteert.
Margreet Schouwenaar - Dat ijsberen eieren eten
Peter Vermaat zegt dat Margreet Schouwenaar in haar bundel ‘Dat ijsberen eieren eten’, heel veel poëzie geeft: ‘Door de gemiddelde lengte van de gedichten vraagt ze vooraf wel iets van de lezer, met name degene met koudwatervrees. Er is een zee, waar je in moet durven te duiken om vervolgens te merken dat je ook onder water gewoon ademen kunt. Schouwenaar schrijft met veel schakeringen, beweegt mee op het ritme van de taal en laat de klanken als wieren en koralen hun haastloze gebaren maken.’
Hans Wap - Een nachtmerrie in een gestreepte pyjama
Hans Wap debuteerde in 1967. Hij maakte deel uit van de Rotterdamse dichtersscene en was bevriend met Jules Deelder. Hij werkt nog steeds als beeldend kunsternaar en als dichter. Onno-Sven Tromp bespreekt de bundel ‘Een nachtmerrie in een gestreepte pyjama’.
Hij houdt wel van gedichten in klare taal die de lezer meteen aanspreken.
Christophe Batens - Hoe doorwaadbaar dagen zijn
Marc Bruynseraede is onder de indruk van het debuut van Christophe Batens. Hij zegt over ‘Hoe doorwaadbaar dagen zijn’: ‘De gedichten klotsen, het bergwater stroomt en de regen slalomt en zingt in klaterende verzen. De taalmachtigheid dreigt de dichter, in de ban van schoonheid, mee te slepen in een draaikolk van l’art pour l’art.’