Peter J.R. Vermaat (1963) studeerde geologie en is werkzaam als adviseur in de IT-sector. Hij publiceert op diverse dichtsites, samen met zijn alter ego H.S.P. Bitter.
Je schrijft al dertig jaar gedichten. Hoe raakte je geïnteresseerd?
Ik begon als tiener met het schrijven van songteksten. De stap naar het Nederlands heb ik gemaakt toen in de schoolkrant gedichten verschenen van een meisje dat ik wel zag zitten. Daarna merk je dat het werken met taal je een goed gevoel geeft en dat wil je dan niet meer missen.
Verder onderken ik de invloed van mijn leraar Nederlands – Hagoort heette hij – die ons in 6 VWO de poëzie van Achterberg liet becommentariëren, en het schrijversgroepje waarin ik tijdens mijn studiejaren verzeild raakte. Je wilt niet voor elkaar onderdoen en dat versnelt je groei.
Zie je een ontwikkeling in je werk en ben je beïnvloed door bepaalde dichters?
Mijn werk is vrij divers: poëzie, verhalen, kritieken, columns, een kort toneelstuk, een roman. In het verleden heb ik veel gehad aan Achterberg, Nijhoff en Andreus, maar ook – zoals ik me meer en meer realiseer – aan de taal uit de Bijbel. Meer dan door dichters word ik beïnvloed door foto’s, films en muziek.
Ik heb een tijdlang een voorliefde gehad voor lange gedichten van enkele honderden regels. Uiteindelijk heb ik mij kunnen vinden in een persoonlijke sonnetvariatie, een rijmloos 3-4-4-3-sonnet. Met name de symmetrie vind ik daarin prettig. De laatste tijd sta ik mezelf ook toe om eens een andere vorm te kiezen, maar het blijft duwen en trekken tussen de lyrische zanger en de man van orde.
Je omschrijft poëzie als: het scheppen en ontdekken van plaatsen van verwant beleven. Is dat een knipoog naar Plato, of moeten we die uitspraak anders interpreteren?
Ik moet bekennen dat ik Plato nog niet gelezen heb. Wat ik hiermee beschrijf is een ervaring die ik voor het eerst als twaalfjarige had, toen ik in een bergweide naar de wolken keek: er overkwam mij een soort geestelijke verdubbeling, waarbij ik de sensaties van vorm, kleur, geur en klank uit mijn geest in de werkelijkheid terugzag. Dat is iets anders dan het gevoel te hebben dat je ergens al eens geweest bent. Dit is het herkennen – in de wereld – van een landschap dat zich af en toe achter je ogen uitstrekt.
Sinds enige tijd werk ik aan Zavel, een groot project van 366 teksten die samen de omtrek en inhoud moeten oproepen van een dorp in een landschap, ergens in de binnenlanden van Nederland, tussen erg lang geleden en best wel lang geleden. Veel meer dan reguliere gedichten worden dat zegswijzen en drinkliederen, maar ook grafschriften.
In je gedichten kom ik vaak begrippen tegen als levend water, fonteinen, beddingen. Vind je symboliek een belangrijk element in poëzie?
Van de rivier die gevuld met zand en klei uitstroomt in de zee, kan ik erg houden. Ik zie het sedimentatieproces voor me, voel het in mijzelf plaatsvinden. Meer dan bewuste symboliek is dat zelfsymboliek, meer intrinsiek dan bewust expressief. Voor een dichter riskant, want een beeld kan je te goed bevallen, zodat je de woorden te vaak gebruikt. Dan slijt zo’n woord.
Ik heb gemerkt dat symbolen voor mij persoonlijk van aard zijn en daardoor wel eens verkeerd worden begrepen. Lezers proberen een gedicht eerst via de cognitieve deur binnen te gaan, ik doe dat zelf ook. Als je dan vastloopt, krijgt de dichter de schuld.
Op je blog peterjrvermaat.punt.nl schrijf je ook kritieken; ik zie daar steeds dezelfde naam. Is hier sprake van fascinatie voor een bepaalde schrijver?
Een van mijn neigingen is om een boek altijd uit te lezen, hoe slecht het ook blijkt te zijn. Daarna moet er in mij een soort reiniging van die leeservaring plaatsvinden en dat doe ik door het schrijven van een kritiek. Ik heb een Januskop, die zonder twijfel door hetzelfde bloed gevoed wordt: de lyricus die intens ontroerd kan raken door mooie dingen en de polemicus die lelijke dingen wil verwoesten. Dat leidt soms tot stukken waar ik achteraf erg om moet lachen en dat zijn dan ook de stukken die ik op mijn blog plaats. Ik hoop dat de lezers er ook plezier aan kunnen beleven.
Je werkterrein ligt op zekere afstand van de literatuur. Wat maakt Peter Vermaat dan toch tot poëet?
Ik zie het dichterschap als een zijnskwestie, niet uitsluitend als een bezigheid. Ik ben ook dichter als ik geen gedichten schrijf. Ik ervaar het als een groot voordeel om in mijn werk op een totaal andere manier met taal bezig te zijn. Wanneer je te veel met het kunstwereldje te maken hebt, ga je er een bepaalde eerbied voor ontwikkelen, die alleen maar afleidt van waar het uiteindelijk om gaat: het werk.