De eerste aanleiding tot schrijven was voor Anke Leenders (1970) het overlijden van haar jongste zoon. Pas zeven jaar later resulteerde dat in gedichten. Die zijn in 2004 bij uitgeverij Kontrast verschenen in de bundel als kus op de wonden. In 2006 kwam de tweede bundel uit: een beetje meer. Ze publiceert onder meer in Krakatau, Opspraak Magazine, Op Ruwe Planken en poëziepuntgl.
Je gedichten worden, ook door jezelf, altijd nadrukkelijk als erotische poëzie aangeduid. Kennelijk van groot belang?
Tenminste de helft van mijn gedichten bestaat uit erotische verzen. Spelen met woorden is leuk, en wanneer je erotische verzen schrijft zijn er tal van dubbelzinnige mogelijkheden. Schrijven over erotiek is ook het doorbreken van een taboe. Erotiek prikkelt en lang niet iedereen kan daarmee omgaan. Ik heb er plezier in om tussen de oren te kietelen en vind het geen probleem om daar open over te zijn. Vandaar het nadrukkelijk vermelden van dit genre.
Verder heb ik een voorkeur voor humoristische gedichten en koude-rillingen-poëzie. Dit heeft ook weer te maken met het willen doorbreken van een taboe. Ik schrijf niet alleen over de dood, maar bijvoorbeeld ook over oorzaken zoals kanker, moord en zelfmoord. Juist omdat dit, hoe triest ook, wel onderdeel is van het leven. En goed geschreven verzen in dit genre horen volgens mij koude rillingen te veroorzaken.
Wat levert het schrijven van gedichten je op?
Schrijven maakte een ingrijpende gebeurtenis in mijn leven overzichtelijker en bleek goed voor het verwerkingsproces. Zeven jaar na het overlijden van mijn jongste zoon kreeg ik de eerste regels op papier, wat uiteindelijk resulteerde in het verschijnen van de bundel als kus op de wonden. Na het uitbrengen van die bundel kon ik de pen niet meer terzijde leggen. Het schrijven en het voordragen had me gegrepen. Nu schrijf ik niet alleen ter ontspanning en voor mijn plezier, maar bovendien omdat het toch wel egostrelend is als je tot de conclusie komt dat ook anderen plezier aan jouw verzen beleven. Een heel bevredigende bezigheid dus.
Hoe groot is inmiddels de plaats die de poëzie in je leven inneemt? Lezen, schrijven, voordragen?
Poëzie is een uit de hand gelopen hobby. Ik schrijf bijna dagelijks en ook het voordragen vind ik leuk genoeg om zes tot acht keer per jaar te doen. Dat laatste bij voorkeur zonder wedstrijdelement. In de wereld van de slam voel ik me bijvoorbeeld nog altijd een beetje onwennig. Lezen heb ik mijn hele leven al graag gedaan en zeker niet alleen poëzie. Ik ben begonnen met een heel ander genre. Enkele van mijn favoriete schrijvers zijn: Robert Ludlum, Frederick Forsyth, Tom Clancy, Ken Follet, Ruth Rendell, Karin Slaughter, Patricia Cornwell en Stephen King.
Een overduidelijke voorkeur. Hoe vertaalt die zich in de poëzie?
Mijn voorkeur voor dit genre wordt zichtbaar in mijn reeds genoemde koude-rillingen-poëzie. Die gedichten zijn zwaarder en worden ook wel eens omschreven als bizar, of zelfs macaber.
Toch hebben ook deze gedichten, net als veel van je ander werk, vaak een lichte ondertoon. Het onderwerp zelf is in de poëzie min of meer cliché, zoals in de hierbij geplaatste gedichten over het gebroken hart of het huis waarin niet geleefd wordt. Maar je mikt op een glimlach. Zit daar een filosofietje achter?
Lachen is gezond en maakt de dagelijkse gang van zaken vaak beter verteerbaar. Ik mag dan ook graag anderen een (glim)lach bezorgen, al was het maar om eventjes de gedachten te kunnen verzetten. Zie het als mijn bijdrage aan een wat toegankelijker wereld.
Poëzie moet dus toegankelijk zijn?
Omdat ik zelf ook graag begrijp wat ik lees, probeer ik bij mijn verzen een zo toegankelijk mogelijk beeld op te roepen. Wanneer je dat wat je leest niet tenminste een klein beetje begrijpt, hoe kan het je dan boeien?
Zijn er dingen die je nog wilt bereiken?
Wat betreft de poëzie zou ik graag eens voordragen op het festival Onbederf’lijk Vers, dat in 2008 voor de zesde keer in Nijmegen werd gehouden en sinds drie jaar ook in ’s-Hertogenbosch wordt georganiseerd. De afgelopen drie jaar ben ik als toehoorder naar Nijmegen geweest en wat me vooral opviel was dat de sfeer er telkens weer zo ontzettend goed is. Iedereen heeft het naar zijn zin, zowel het publiek als de poëten. Daarbij is het natuurlijk machtig mooi de kans te krijgen om naast iemand als Simon Vinkenoog, Mark Boog of Rodaan Al Galidi voor te mogen dragen.