wij schrijven maar
blijven vreemden
van elkaar
elk woord mist
het gevaar van
een warme hand
en geen letter is
een gebaar waar-
mee je omarmt
wij schrijven elkaar
dichterbij maar
blijven alleen
en alleen in taal
naast mekaar
op bruggen staan
je ligt naast haar
het licht gedimd
de haren in elkaar
je kijkt en vergelijkt
zo wit kan het niet
zijn zo warm is
geen enkele arm
je vingers zoeken
lippen je slaat de
deken terug drukt
kussen op een kussen
en weet dat je liegt –
je ligt alleen
en wiegt jezelf
in slaap
een winterdag
wij praten elkaar
dichterbij maar
nooit naderen wij
genoeg altijd snijdt
wind jou van mij
en leg ik een hand
in je zij scheidt stof
of huid ons alsof
wij verdomd eeuwig
eenzaam zullen zijn
wij moeten warm gaan
leven lief als sneeuw-
poppen liefst en
smelten: liefhebben
als zelfverlies