Rug
je rug moeder, hebben we het best gekend
alsof je alleen maar uit rug bestond
van je afgevallen: buik en borsten 
het weke vlees dat ons ooit zoogde 
dat alles, weg moeder
wat overbleef waren wervels 
wrevels voor je kinderen 
een houvast voor vader
je rug moeder, altijd gebogen
over gaten van sleet en kattenkwaad
maar nooit over sprookjes 
die moesten we zelf verzinnen
Zoals dat gaat in treiterige regen
zoals dat gaat in treiterige regen 
houden wij onze armen gehaakt 
om schaarste van kindertijd 
hoe we vluchten voor de arrogantie 
van een lucht die niet wil klaren 
en jij struikelt als ik vader laat vallen 
hoe ik jou behoed voor instorten 
stiekem bij het laatste klapperen 
van zijn blauwe geschelpte 
hoe ook toen de lucht niet klaren wou
hij het mes zette in de jonge borst
en wij nu nog de krop voelen 
Siervlucht
soms vallen vogels zomaar uit de lucht 
en woorden die er niet toe doen berichten 
de zoveelste aanslag
van waar ik zit lijkt dit vallen op siervlucht, 
vogelzucht op blauwe hardsteen, een glazig oog
in het kokette licht van de naïeve ochtend
iemand legt het hoofd op het hakblok 
iemand houdt de warmte dicht 
iemand rekent af 
met hakkende woorden, één klievende beweging 
dwingt men zwijgplicht af
ik zet de radio af
ik weet wat zwijgen is

