Poëzie Kort: Te afstandelijk
door Bert van Weenen
Hans Mirck (geb. 1970) is stadsdichter van Zutphen en schrijft recensies voor de poëziesite De Contrabas. In 2002 debuteerde hij bij uitgeverij Vassallucci met de bundel Het geluk weet niets van mij en in 2006 verscheen bij uitgeverij Prometheus zijn tweede, met de fraaie titel Wegsleepregeling van kracht. Tussendoor vertaalde Mirck voor uitgeverij Meulenhoff de bundel Electric Light van Seamus Heaney en kwam hij met een roman (Het godsgeschenk).
Nu, weer een paar jaar verder, is er zijn derde dichtbundel: Archiefvernietiging. Deze titel verwijst naar het laatste gedicht in de bundel, waarin een vrachtwagen met het opschrift ‘Archiefvernietiging’ op de snelweg een man aanrijdt die vervolgens onder diverse passerende auto’s terechtkomt. De vrouw van de man die verongelukt, vangt tijdens dit drama zijn blik op en misschien zit daarin, zo oppert de dichter voorzichtig, toch nog iets van geluk. Een bijna pastoraal einde van een weinig pregnante bundel.
Sowieso is dit slotgedicht een van de betere teksten in deze derde bundel van Hanz Mirck, die voornamelijk lastig te volgen, afstandelijke gedichten bevat in sonnetvorm. Net als de inhoud is ook die sonnetvorm weinig overtuigend; hij schept wel eenheid, maar het hadden net zo goed vier strofen van vier regels kunnen zijn of verzen van drie keer drie regels. De noodzaak ontbreekt en de redundantie is groot.
Mircks poëzie blijft ook na herlezing op een afstand. Misschien knappe teksten, maar wat moet je ermee? Het hieronder geciteerde ‘Tekens’ is dan nog een van de weinige verzen die wel iets van een emotie weten op te roepen, samen met het ernaast afgedrukte ‘Aderapparaat’ dat begint met de regel: ‘Arts en ik dalen in mijn donkere vader af’. Bij de meeste andere gedichten in dit mooi uitgevoerde boekje blijft de impact uit.
Tekens
Hield jij ooit mijn hand vast? Niet bij dokter
of tandarts, maar wie weet in een museum of kerk,
wees je op de stigmata, wonden die anderen later
door een wonder kregen
Op je voet een zwarte vlek die niet verdoofd kan
als op een opgegeven boom, een vlek op de maan,
een nietsziend oog. De arts grijpt een mes en ik je hand
Het oog opent zich tot op het bot, jij blikt stil terug
De dood vlucht voor bloed, de arts snijdt in wat de wond
opvreet. Onze kennis is gebaseerd op dingen
die hetzelfde zijn, niet op wat anders is
De dag erop heeft mijn moeder op dezelfde plek
opeens een wond. Maar zij heeft haar hoop gevestigd
op de toekomst, jij en ik geloven in ons ongeloof
Prometheus, 56 blz., € 17,95. ISBN 9789044612639