Noodzakelijke woorden tegen vernietiging
door Maarten Hamelink
Op de bibliografie van Fleur Bourgonje prijkt een aanzienlijke reeks romans, verhalenbundels en novelles. Sla ik de gegevens op haar eigen site erop na, dan kom ik tot een totaal van 24 uitgaven in een krappe 25 jaar. Dat maakt van 2010 overigens meteen haar jubileum als schrijfster, want haar eerste roman Spoorloos zag in 1985 de drukpers. Kennelijk hebben we hier te maken met iemand wiens werklust en literaire inspiratie niet snel zijn uitgeput.
Opvallend is wel dat ik zelf pas medio 2004 met Bourgonje kennismaakte. Het was door een radio-interview naar aanleiding van haar toen net verschenen roman Nevelpaarden. Achteraf verbazend dat ik deze schrijfster tot dan toe had misgelopen. Wat me minder verbaast, is dat ze naast proza een duidelijke voorkeur voor poëzie aan de dag blijkt te leggen. Het past naadloos in wat ik me van die eerste ‘ontmoeting’ herinner. De vorm van haar taal, de klanksoort van haar stem, ze hadden een onmiskenbaar poëtische uitdrukkingskracht. En die stem blijkt ook nu niet uitverteld.
Dit jaar verschenen bij de Arbeiderspers vrijwel gelijktijdig de roman Verdwijnpunt en de dichtbundel Hartenbeest, genoemd naar een Zuid-Afrikaanse antilope die van Bourgonje een rol krijgt toebedeeld als boodschapper tussen de wereld van de doden en de levenden. In het titelgedicht staat dit zo:
je lijkt een van de wijs gebracht dier. Kom
kan ik zeggen, de dood is elders
daar hoor je niet, ik had je hier
(…)
De dichter pakt hier een draad op en houdt die in haar bundel overtuigend vast, zonder een kunstmatig opgelegde thematiek. Opgesteld in het grensgebied van wat is en wat was, schept Bourgonje de ruimte om tijdsverschillen te overbruggen, of daar op zijn minst een poging toe te doen. Ze doet dat met de kracht van herhaling als in een refrein, maar steeds in andere bewoordingen. Bladzij na bladzij gaat ze de strijd met de tijd aan zonder dat het ergens sleets wordt. Haar poëtische experiment krijgt daarmee een sterk bezwerende toon. In het openingsgedicht ‘Sjamaan’ schrijft ze:
(…)
buiten mijzelf mengt mijn hand dood met leven
hecht, brengt samenhang aan
brengt in almaar dwingender ritme op gang
de verstarde karavaan
van mijn nachten
gebeuren zonder dat iemand het wil, drijft aan
wat overboord is gegooid. Een onooglijke krab
wrong zich met zijn scharen
de hitte in
De stijl van Hartenbeest is die van een bedachtzaam onderzoek. Met als belangwekkende kern de vraag of en hoe je in taal kunt herroepen wat de geschiedenis vernietigd heeft. De vernietiger is hier het fascistische regime waar Bourgonje de nodige ervaring mee opdeed. Eerst met het Chili van na Allende, later in Argentinië waar ze sociale psychologie studeerde, en na de staatsgreep daar in Venezuela waar ze onderzoek deed naar het verband tussen armoede en prostitutie.
Zo beschouwd wil de dichter een verbond sluiten met noodzakelijke woorden. Niet om de pijn weg te masseren, maar juist om die tot aanschijn te roepen en te verweven met het bestaan. Dit krijgt zijn meest pregnante uitdrukking in de cyclus ‘Vrouw in het wit’ waar een bedrieglijke ideologie schaamteloos het leven van mensen binnendringt om hun geliefden te stelen.
verstrijkt, dag, eeuwigheid, uitmondend
in wat vergeten lijkt. Bedrog. Je raakt
iets of iemand kwijt, zoekt verwoed
in stapels onwaarschijnlijkheid, haalt
overhoop, kamt uit, weigert te slapen
Een hele generatie dwaze moeders die je hier nachtenlang hoort weeklagen. Maar ook voor hen brengt het Hartenbeest van Bourgonje een boodschap mee, zo blijkt uit het vervolg van dit gedicht.
zonder het aan te kunnen raken, de deur
die door verstand is dichtgegaan
gaat langzaam open
De poëzie wordt hier tot instrument om voorbij de werkelijkheid het werkelijke weer in te lijven, maar dan zonder dat het instrumentele poëzie oplevert of verwordt tot vals pathos. Bourgonje bedient zich van de taal als medium, als middelaar, zoals het hartenbeest dat de doden en de levenden in zijn ijle vlucht briefjes bezorgt “dat alles goed gaat” en “hopelijk ook met jou”.
Of het wat uithaalt, of je in reine kunt komen met wat de tijd je nalaat? Voor de dichter blijft het na zestig bladzijden onderzoek ambivalent. In haar eigen woorden: ‘Beitel maar raak, herinnering haalt niet terug’, maar ze kan het niet laten, want: ‘Je schrijft nog tegen het vergeten in’.