LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

De flits waarmee het filmpje begint

20 mrt, 2010

Joris Miedema (1978) is een dichter die de mogelijkheden van de oude en de nieuwe poëziekanalen ruimschoots benut, en in dat opzicht tevens reikhalzend uitkijkt naar wat de toekomst ons nog kan brengen. Tegelijk blijft hij inspiratie vinden in al langer bestaande expressievormen als film en beeld.

Onlangs gooide je hoge ogen bij de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd. Je eindigde bij de laatste twintig dichters. Wat was je eerste reactie?
Het was een ongelofelijk gevoel. Bij de eerste honderd zitten, was al een mijlpaal. Toen ik mijn naam op het grote scherm zag verschijnen en het applaus om mij heen hoorde, begonnen de zenuwen echt toe te nemen. De zaal in de Stadsschouwburg van Amsterdam zat stampvol. Toen ik eenmaal het podium betrad, werd ik al minder zenuwachtig. In eerste instantie was ik trots en sprakeloos. Nu, een paar weken later, is het besef er wel. Ik wil vooral blijven lezen, schrijven, leren en experimenteren, nu nog meer dan voor de wedstrijd. In dat opzicht is de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd in zijn opzet geslaagd.

Talloze ‘bekende’ dichters deden mee, maar eindigden niet zo hoog. Kun je dat verklaren?
Haal de naam en het oeuvre van een schrijver weg en zijn referentiekader verdwijnt. Wat overblijft is een jury met een persoonlijke smaak. Dan zijn verrassingen altijd mogelijk, iets wat ik alleen maar kan toejuichen. Ik ben er ook van overtuigd dat  er een totaal andere top 100 was uitgekomen als er een andere jury had gezeten. Dat neemt natuurlijk niet weg dat ik trots ben op mijn prestatie, maar het brengt ook hoge verwachtingen met zich mee. Ik wil de lijn en de ontwikkeling doorzetten. Ik probeer dus niet te veel terug te denken maar juist vooruit te kijken.

Op je blog ‘Oogtheater’ gaan je gedichten gepaard met afbeeldingen. Hoe belangrijk is de relatie tussen woord en beeld voor jou?
Voor mij zijn woord en beeld twee onafscheidelijke uitersten. Een beeld moet woorden oproepen of een woord moet beelden oproepen. Als er niets in mijn hoofd ontstaat, geen flits waarin zich een filmpje begint af te spelen, dan is een gedicht voor mij niet geslaagd. Uiteindelijk blijft het altijd nog de vraag of het filmpje voldoende zeggingskracht heeft om als gedicht te overleven.

Valt jouw poëzie in een paar zinnen te karakteriseren?
Mijn betere gedichten zijn net korte films: als je ze goed hebt geïnterpreteerd, kunnen ze net zo lang duren als een speelfilm. Ik heb een afkeer van een vast stramien, al sluit ik niet uit dat ik er in de toekomst mee wil experimenteren. Maar dat zou dan niet in de vorm van een opgelegd malletje zijn. Ik vind dat rijm, metrum of vormelijke kenmerken een functionaliteit moeten hebben en in dienst moeten staan van het filmische, en zeker niet andersom.

Put jij je inspiratie dan voornamelijk uit beeld, of is er meer?
Inspiratie kan voor mij overal in zitten. In een beeld bijvoorbeeld, maar vaak komt het uit de meest onverwachte hoek. Je hoort iets, denkt ergens over na, komt voor een beslissing te staan en dan begint het pas. Sinds een tijd weet ik steeds meer mijn onderbewuste te benaderen. Dat vind ik nog het meest wonderbaarlijke van alles. Op deze manier zijn mijn beste gedichten ontstaan.

Heeft het ook een persoonlijke betekenis voor je? Is poëzie ook een manier om jezelf te leren kennen, een therapie?
Poëzie is voor mij altijd een manier om mezelf beter te leren kennen. Ik heb leren kijken zoals ik nog nooit heb gekeken, en het voegt zeker iets toe aan mijn standpunten en manier van denken. Ik denk dat ik als mens rijker ben geworden, geduldiger, en beter relativeer dan voordat ik schreef.

Zou je ons tot slot een kijkje in je poëtische dromen willen gunnen?
Mijn grootste droom is een bundel uitgeven bij een reguliere uitgeverij. Ik werk hard aan mijn manuscript en hoop een gedoseerde en afwisselende bundel af te leveren. Ik streef naar een variëteit aan onderwerpen die heel verschillend zijn en toch met elkaar te maken hebben. Verder denk ik erg veel na over de mogelijkheden van internet, want bestaat het boek zoals wij dat vandaag kennen nog wel over twintig jaar? En zullen bibliotheken alleen nog maar een digitale ingang hebben? Ik hoop dat ik mijn steentje bij kan dragen in deze toekomst. Ik zie zeker potentie in het e-book, maar misschien wel belangrijker nog is dat  ik  de mogelijkheden zie die je als schrijver hebt om met tekst en beeld te werken. Dat is een richting die ik zeker wil opgaan.

     Andere berichten

Interview Enno de Witt

Interview Enno de Witt

‘Poëzie is een onvermijdelijkheid’ door Annet Zaagsma   Poëzie en kunst van Enno de Witt zijn stevig geworteld in een traditie die...

Interview Astrid Arns

‘Hologram voelt voor mij als een innerlijk geprojecteerd landschap.’ door Peter Vermaat   Vorige week publiceerden wij het...

Interview Kris Lauwereys

Interview Kris Lauwereys

‘Het is mijn eigen daad van verzet geworden, tastbaar in boekvorm.’ door Jeanine Hoedemakers   Kris Lauwereys (1979) is al heel zijn...