LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Thom Schreijer – Langs binnenpaden

27 apr, 2010

107 gedichten, dat is teveel

door Bouke Vlierhuis

Een bundel uitgegeven krijgen bij een reguliere uitgeverij is niet makkelijk. Dat maakt de alternatieven voor een debutant erg verleidelijk, vooral nu het door Printing On Demand (POD) zo makkelijk is om voor weinig geld een bundel te maken. Er zijn dus veel dichters die geen zin hebben om jaren lang afwijzingsbrieven te verzamelen en zelf aan de slag gaan.
Maar een uitgeverij, je zou het na de Heaney-Mirck-Meulenhoff-affaire bijna vergeten, doet meer dan boekjes drukken. Zeker bij debutanten, maar ook bij ervaren schrijvers – iedereen heeft redactie nodig – valt er meestal nog wel wat bij te schaven en te selecteren aan de gedichten. Een kritische redacteur is daarbij onmisbaar. Die kun je als eigenbeheer-uitgever natuurlijk ook gewoon inhuren maar het prijskaartje daarvan doet de financiële voordelen van POD meestal gauw verdampen.

En dan nog de vormgeving. De meeste POD-bundels worden geprint op wit papier, waar vrijwel alle uitgevers hun bundels op crème laten drukken. Omdat dat lekkerder leest. En hoewel het (laten) ontwerpen van een aantrekkelijk omslag meestal nog wel lukt, wordt de kunst van het vormgeven van het binnenwerk van een dichtbundel consequent onderschat. Net niet het goede lettertype, een onoverzichtelijke inhoudsopgave, dubbele spaties en ander onregelmatig wit. Het is allemaal niet goed voor het leesplezier.

Waarom dan toch een bespreking van Langs binnenpaden van Thom Schrijer, ‘uitgegeven’ door Shaker Media, een POD-drukker uit Maastricht? De belangrijkste reden is dat Schrijer, door zijn gedichten in ‘Dichters’ maar ook door zijn eerder in Meander en elders gepubliceerde gedichten, lang, tot op het punt dat er keiharde keuzes gemaakt moesten worden, op mijn lijstje heeft gestaan van dichters die ik wel in Nog een lente zou willen hebben. Nu ligt hier Langs binnenpaden voor me, een kloeke bundel van ruim honderddertig pagina’s. En dat is teveel. Welke dichter kan er zo’n dikke bundel maken en de hele bundel lang boeien? Om dat voor elkaar te krijgen moet je wel haast Verhelst, Wijnberg, Boog of Groot heten. Dat doet dus het ergste vrezen.

De bundel, die 107 gedichten bevat, is opgedeeld in zeventien cycli. Tijdens het lezen van de eerste twee daarvan dacht ik dat ik het mis gehad had. ‘Men leeft zijn langste dagen voetstoots in het licht’, met voor ieder jaargetijde een gedicht en ‘toen het allemaal nog moest beginnen en wij nog kilte bij ons droegen’, waarin alle gedichten als ondertitel een kleur hebben meegekregen, zijn cycli met een sterke samenhang en sterke gedichten. Deze poëzie heeft het ‘documentaire’ karakter dat we gewend zijn van Schrijer: ze beschrijven iets. Maar de gedichten zijn ook zeer lyrisch, ze doen meer dan beschrijven, ze kleuren de ervaring in. Zoals in ‘kevertje (oranje)’, waarin de beschrijving van een liefdesscène zo intens wordt dat we, ondanks de derde persoon, het gevoel hebben dat er een eigen ervaring beschreven wordt:

kevertje (oranje)

Buitenduin – zomer – zoals zij
daar voor hem loopt, klimt, wat
daarbij spant om bil en dij, wat
beelden danst in haar gedachten.

Haast en kleine stortingen van hun zand
tussen de helm, geluid van branding.

Zoals zij nu zijn riem, haar handen onder
zijn t-shirt hard over zijn huid, niet meer
naar hem opkijkt, dunnen scherven taal los
praat uit haar drift, door haar knieën gaat,
zich onttrekt aan plek en uur, zich aan hem
wegmaakt en hoe zij haalt wat zij krijgt.

Hoe zij later samen los getuimeld, languit
in het warme zand, meeuwen die op
vleugeltippen blijven hangen in de laaiende
middag, terwijl zij hem vraagt hoe oranje
het kevertje is dat nu over haar buik loopt.

Dit gedicht toont nog iets anders dat me aan Schrijer bevalt. Hij kan namelijk op een geloofwaardige, niet-platte manier expliciete erotiek – zeg maar gewoon seks – in een gedicht stoppen.

Helaas zijn dit ook de twee sterkste cycli van de bundel. In de overige vijftien had wat mij betreft een redacteur stevig het mes mogen zetten. Schrijer is een observerende dichter. Hij schrijft over wat hij ziet en daar is niets mis mee als hij het gedicht zo’n wending kan geven dat die observatie en de manier waarop hij beschreven wordt iets zegt over de gemoedstoestand van de dichter of, beter nog, iets doet met die van de lezer. Een observatie moet dus, hoe impliciet ook, geïnterpreteerd worden, wil er een interessant gedicht ontstaan. Maar teveel gedichten in deze bundel beginnen als ‘verstild’, met een te leeg, te nietszeggend beeld: ‘Zomeravond met zwart en / zilver op de ruiten van het huis. // Wij zitten buiten in lage / stoelen op het gras’. En worden daarna niet spannender. Zo is er ook de cyclus ‘daarover zout water’, dat kustbeschrijvingen bevat en redelijk goed begint met ‘kust’: ‘Het licht lijkt hier wel / aangelengd met witter licht / en weggeleid van water’. Maar hoeveel beschrijvingen van dijken en slikken kun je interessant houden? In Langs binnenpaden staan er acht. En dat is te veel.

Verder bevat de bundel een grote hoeveelheid onvolkomenheden die een redacteur of persklaarmaker er zo uit had kunnen vissen. Vreemd geplaatste komma’s, vage formuleringen (wat is een ‘onnavolgbaar groot geluk’?), vergelijkingen met ‘leek’ en onlogische enjambementen.

Daar tegenover staan zoveel goede gedichten dat het moeilijk is er een te kiezen om te citeren. Kom, ik neem ‘fanfare’.

fanfare

Ik greep niet in toen de fanfare over ons
terrein begon te bewegen, randen van
de bloembedden vertrappend, het net
ingezaaide siergras, de aardbeien.

Ook niet toen hun koperen instrumenten
ten hemel schreiden, zodat de in het rond
zingende vogels een hooggestemd
heenkomen zochten en de oude beuken
langs de oprijlaan niet langer fluisterden
met elkaar.

Zelfs niet toen het richtinggevoelige meisje
met de stok haar jakje losknoopte, de
amechtige blazers hun adem benam en ze
een voor een begon te ontstemmen.

Nog een paar geweldige regels en beelden: ‘de zachtmoedige genezer / met zijn kruidige vriendin’; over een dode: ‘mijn vriend / die van zijn lachen losgemaakt / hier straks ook vorm verliezen zal’; ‘vuur heeft het huis lief’.

Thom Schrijer is een talentvolle dichter die nooit voor de verleiding van een POD-boekje had moeten vallen. In dit overvolle, dikke boek zit namelijk een sterke bundel verstopt.

 

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...