De slaap van de dood
I
Wek me uit deze slaap van de dood,
prins van mijn dagen,
kom dichterbij,
vind me gestrekt in deze slaap van de dood.
Zo mooi als ik maar kan zijn
zij die vluchtend een bos heeft doorkruisd
en zich heeft overgegeven,
zó mooi ben ik.
Dood en beweend door kleine vrienden.
II
Wek me uit deze slaap van de dood.
Let op elke wegwijzer
en spits je oren voor het geruis van de bomen.
Zij zullen je leiden.
Baan je een weg, prins van mijn dagen,
vind me hier mooi en ingeslapen
en kus me.
Zó
als jij degene kussen kunt
die vluchtend een bos heeft doorkruisd
opgejaagd en en zonder schuld
tot ze zich verloor.
Zó mooi ben ik.
III
Jouw paard,
luister ernaar,
het weet waar het gaat,
jaag het niet op.
Zijn kleine en gevoelige oren
zullen je leiden.
Tot deze open plek in het bos.
Tot waar ík ben
die wist dat je te paard zou komen.
IV
Verborgen
voor de dodelijke snee van de snoodaard
ben ik tot hier gekomen.
Gevlucht
voor het gif dat me belaagde,
niemand
kan me het hart uitrukken.
Zó dood ben ik.
V
Maar het huis is klein
en het gereedschap
minuscuul in mijn handen.
De goedheid van mijn vrienden,
een mooie kist van glas
en een mooie begrafenis.
En die rode appel
met glanzende schil
en verderfelijk zaad,
niet harder en niet mooier dan deze vrucht van mijn dood.
*
Ik was vrouw een tijd,
En liefde maakte mij man van binnen.
Vroeg van mij wat vrouwen niet geven,
Gaf mij al wat vrouwen gaven.
Om liefde te zijn mijn heer
Werd ik man
En raakte gewond
Door liefde mijn heer,
Slecht opgediend,
Teneinde liefde te zijn
Werd ik een man.
Man koestert geen wrok.
Man zoekt geen beloning.
Man wekt geen medelijden.
Ik was vrouw een tijd,
En liefde maakte mij man van binnen.
Vroeg van mij wat vrouwen niet geven,
Gaf mij al wat vrouwen gaven.
Om liefde te zijn mijn heer
Werd ik man
En raakte gewond
Door liefde mijn heer
Slecht opgediend,
Teneinde liefde te zijn
Werd ik een man.
Man koestert geen wrok.
Man zoekt geen beloning.
Man wekt geen medelijden
Vertaling: Sander de Vaan