Blote armen en blote lippen…
alleen ogen zijn nog bloter
dan deze levende ankers van leven
die ooit hun kracht verliezen
geworpen in warm juniwater
in het diepe der diepten
vergeefs gehesen, vergeefs neergelaten –
en van schuld naar schuld.
Verbaasder dan slaap, verrassender dan ontwaken
kroop het leven door capillairen naar het oppervlak der dagen,
en nu vertrap je het niet, verspil je het niet uit lusteloosheid
al kan het, bij het doorslikken, een beetje dronken smaken.
Als van afspraak naar afspraak– in schrammen rust, als bij narren,
al wat je kan doen is ze aflikken met je tong.
Kus mij dan, als dat de enige uitweg is:
plots is er een andere ingang, waar ik – een beest kan zijn.
Eenvoud
Alsof je ze dwingen te kijken
in de keel van de zieke,
de dagen, de guillotine, iemand worden
het huis uit gaan.
Niet weer verkeerd gokken, als zo vaak
(is er een teken?),
hem ontmoeten met wie schaamte niet hoeft
wilskracht niet, noch licht.
Vertaling: Willem Bronkhorst