Tsead Bruinja doet Tsead Bruinja
door Joop Leibbrand
Overwoekerd is de vierde Nederlandstalige dichtbundel van Tsead Bruinja, die in 2009 een vergeefse gooi deed naar het hoge ambt van Dichter des Vaderlands. Bruinja (Rinsumageest 1974, maar al geruime tijd woonachtig in Amsterdam) debuteerde in 2000 met de Friestalige bundel De wizers yn it read/ De wijzers in het rood (Bornmeer). Zijn Nederlandstalige debuut Dat het zo hoorde (2003) werd genomineerd voor de Jo Peters PoëziePrijs. Zijn meest recente bundels zijn De geboorte van het zwarte paard (Cossee, 2008) en Angel (Bornmeer, 2008). Bruinja presenteert, interviewt en treedt veelvuldig op. Sinds 2008 schrijft hij één keer per maand een gedicht bij de actualiteit voor het EO radio 1 programma Dit is de dag.
Overwoekerd heeft een betekenisvolle voor- en achterkant. Voorop staat de afbeelding van een glimmende spade op pikzwarte achtergrond. Weliswaar steelloos, maar toch zo uit de grond getrokken, want met aarde er nog aan. In combinatie met de bundeltitel, vlak boven het scherp aangebracht, duidt het op arbeidzaamheid, want waar er sprake is van overwoekering, moet er gesnoeid, verplant en afgegraven worden, de hand aan de spade als variant van de hand aan de ploeg. Dichten is werken.
Op het achterplat ligt de dichter in hoog gras, handen onder het hoofd, achter de zware bril de ogen gesloten, een tevreden zoon van het land van melk en honing, een onschuldig knaapje, al hebben de volle rode lippen iets genotvols. Getuige de schaduwen en de weerspiegeling van flitslicht in het brillenglas is de foto bij avond genomen. Bruinja ligt er dus niet zomaar, hij poseert, het is spel, en vandaar ook de zweem van een glimlach op het gezicht: Bruinja doet Tsead Bruinja, met overgave en met ironie: een even baldadige als ernstige, wat ouwelijke, vroegwijze jongen, die midden in de werkelijkheid van het eigen dagelijkse leven staat en daaraan uiting geeft.
Overwoekerd biedt 55 gedichten in zeven afdelingen die alle een bepaalde, zij het losse, thematische samenhang hebben. In het begin van de bundel staat de dood centraal en hoe in dat perspectief te leven, daarna zijn relatie en tot op het heemkundige toe de eigen habitat en vervolgens is er in alle diversiteit een maatschappelijke invalshoek.
Bruinja, die zijn gedichten graag laat uitdijen – vele zijn paginavullend – schrijft geen vormvaste poëzie. Regel- en strofelengte variëren sterk, rijm is afwezig, evenals een vast metrum, hoewel enkele gedichten wel in een dwingend ritme geschreven zijn. Hoofdletters ontbreken, er is nauwelijks interpunctie, de eindpunt wordt nergens gezet, maar het moet gezegd dat dit alles nergens ten koste gaat van de leesbaarheid, want de gedichten laten zich even gemakkelijk consumeren als ze geschreven lijken. Mochten ze, hoewel dat geenszins een voorwaarde voor goede poëzie is, toch met bloed, zweet en tranen tot stand gekomen zijn, is dat er in ieder geval niet uit af te lezen. Het vloeit Bruinja allemaal makkelijk uit de pen en je krijgt de indruk dat hij moeiteloos het twee- of driedubbele had kunnen presenteren.
Bruinja is een goede observator van eigen en andermans leven, maar zijn waarnemingen blijven meestal eendimensionaal, kennen weinig gelaagdheid. Het is een realisme dat niet op transcendentie gericht is, waaraan ieder metafysisch aspect ontbreekt. Dat is de reden dat ongeacht hun inhoud de meeste gedichten, hoe gevarieerd en hoe verdienstelijk en onderhoudend ook, de indruk maken niet meer dan spel te zijn, omdat ze niet een bepaald gevoel van urgentie overbrengen. Wat je leest is wat je krijgt. Het is genoeg, maar de inzet was kennelijk nooit om het gedicht te schrijven dat alle andere gedichten overbodig zou maken. Ach, misschien ook wel verstandig als je van een constante stroom aan poëzie en daardoor gegenereerde optredens moet leven!
Toch, een van de sterke punten van Bruinja is diens brede register: prozagedichten, klankgedichten, levensfilosofietjes, droog-zakelijke Barbarberachtige objets trouvés, zelfportretten, welgemeende maatschappijkritiek, het is er allemaal. Altijd onderhoudend, soms scherp, een enkele keer ook wel wat te gemakzuchtig en daardoor flauw.
Het is altijd moeilijk te voorspellen welke gedichten er uit een bundel zullen overleven. Ze zullen dan de weg gegaan moeten zijn van bloemlezing naar bloemlezing en ten slotte, er komen beslist weer andere tijden, naar de canonisering in de schoolboeken. Het volgende gedichtje maakt daarop een goede kans, omdat er altijd plaats voor is, in weinig woorden veel zegt en mooi gebruikt kan worden in een lesje over enjambement:
van jonge vrouwen
als je moeder een pruik draagt
Naast ‘Twee keer stond ik deze keer aan het water’ en ‘Licht’ verdient het mooi in het hart van de bundel geplaatste ‘In Basel’ echt een langer leven, al is dat vanwege de lengte niet waarschijnlijk te achten. Omdat het naar mijn smaak het beste is dat Overwoekerd te bieden heeft, moet de onsterfelijkheid hier dan maar beginnen:
IN BASEL
onderweg naar een huwelijk van vrienden op een zwitserse berg
verblijven mijn vrouw en ik in een kamer met spiegels naast het bed
we slenteren door de stad en bewonderen in de avondzon
de snel stromende rijn waarop gespierde zwemmers
zich laten meedrijven
in waterdichte oranje zakjes
duwen ze hun kleren voor zich uit
terug in het pension pak ik als zij gaat slapen een fles rode wijn
en schuif aan tafel
the collected poems van raymond carver valt open op de pagina
met het gedicht ‘in switzerland’ dat eindigt met:
we’re having a goed time here. but hope all will be revealed soon
en ik zou me in dit gedicht willen richten
tot die bijna gelukkig getrouwde man op de zwitserse berg
voor wie alles hopelijk spoedig helder wordt
maar welke bijna gelukkig getrouwde man leest er nu poëzie?
niettemin is dit gedicht uitstekend geschikt voor dat soort mannen
mannen die zich soms een beetje druk maken
over de toestanden in de wereld
die net iets te veel opscheppen bij het ontbijtbuffet
en hoewel niet moddervet met een opgeblazen gevoel rondbanjeren
door buitenlandse steden
mannen die liever niet in de spiegel kijken
als ze met hun gelukkig getrouwde vrouw
in het royaal naar hen uitgestoken ochtendlicht
vertrouwd en helder
de gelukkige liefde bedrijven
Een uitermate goed gelukt portret van de dichter als mens en van die mens als dichter.