Anthony Callens (1974) is een geboren West-Vlaming, maar woont en werkt in Brussel. Hij heeft nog niet eerder gepubliceerd, maar was in 2005 laureaat van de poëziewedstrijd Zot van de Zenne en de gedichtenwedstrijd van de gemeente Elsene. Van deze wedstrijden verschenen gelegenheidsbundels. Zijn eerste creatieve stappen zette hij in de schilderkunst. Pas later is hij ook poëzie gaan schrijven.
Bij je inzending vermeldde je dat poëzie een daad van rebellie is. Waartegen rebelleer jij met je poëzie?
Ik beschouw het schrijven van poëzie inderdaad als een daad van verzet, waarmee ik bedoel dat het zich niet plooit naar enige maatstaven van productiviteit, efficiëntie, doelmatigheid waar de hele moderne samenleving van doordrongen is. De vertraging die in het schrijven (maar ook in het lezen) van poëzie sluipt, het morsig zijn met tijd, staat hier haaks op. Maar ook de ontwrichting die in de taal zelf plaatsvindt, de concentratie die het vereist om er in door te dringen, is een vorm van rebellie tegen het vastgelegde kader waarin die taal doorgaans gedwongen wordt. In de dialoog tussen schrijver en lezer openbaart zich de vrijheid, de droom, de ongebondenheid die we elders niet terugvinden.
Je werk vertoont invloeden van de Vijftigers, die op hun beurt ook al rebelleerden tegen de toen overheersende kunstopvattingen. Heb je je bewust laten inspireren, of is dit eerder toeval? Zie je deze vergelijking als een verwijt of als een compliment?
Er zullen ongetwijfeld invloeden van de Vijftigers gevonden kunnen worden in mijn gedichten, net zoals er andere invloeden in zitten. Ik lees veel vertalingen van buitenlandse poëzie, voornamelijk van Spaanstalige dichters. In de Zuid-Amerikaanse poëzie bewonder ik vaak een lichtvoetigheid bij het spreken over existentiële zaken. Ik vat het vinden van die invloeden niet op als een verwijt.
Hoe zou je je poëzie zelf omschrijven?
Als een lange wandeling zonder eindpunt, waarbij vaak van richting wordt veranderd. Of ook als een permanente staat van alertheid voor wat de dingen jou te zeggen hebben. Het is voor mij in ieder geval geen eenrichtingsverkeer. Het is niet de dichter die alles bepaalt. De dichter is slechts die vorm van bewustzijn die voortdurend open staat voor wat er in en rond hem gebeurt. Tijdens het schrijven zelf gebeurt meer: de woorden hebben een grote mate van autonomie, ze bepalen mee wat het zal worden. Eigenlijk net zoals dat met de vormentaal het geval is tijdens het schilderen. Voor mij is het schrijven van gedichten eigenlijk voor een deel ontstaan uit het maken van schilderijen, iets waar ik al veel langer mee bezig ben.
Wat valt je het moeilijkst: een beeld vangen in een gedicht, of een beeld creëren op doek?
Het gaat om totaal verschillende taalregisters die moeilijk vergelijkbaar zijn. Het gaat in beide gevallen steeds om pogingen tot het vatten van een beeld, maar misschien dat schrijven wel makkelijker correcties toelaat dan schilderen. Ik denk dat schrijven in die zin ook preciezer kan zijn. Schilderen biedt daarentegen wel een meer volledige beleving, omdat je er toch meer fysiek mee bezig bent.
Uit je inzending blijkt ook dat je nog niet hebt opgetreden. Hoe sta jij tegenover het poëziepodium? Vind je dat poëzie eerder gelezen dan voorgedragen moet worden, of net andersom?
Gedichten kunnen zowel worden voorgedragen als in stilte gelezen. De stem van de dichter kan iets toevoegen aan zijn poëzie, maar ook anderen kunnen zijn gedichten voordragen.
Is niet het vreemd om anderen jouw gedichten te horen voordragen? Om iemand jouw woorden te horen uitspreken met wellicht een totaal andere stem dan de stem die je in gedachten had toen je ze neerschreef?
Ik vind dat niet vreemd. Het kan juist interessant zijn om andere accenten te horen, andere fraseringen. Een paar jaar geleden heb ik een gedicht laten inspreken door mensen die het Nederlands (nog) niet goed beheersen, juist om het zoeken in de tekst duidelijk te maken. Eens de gedichten er zijn kunnen ze wat mij betreft hun eigen leven gaan leiden.
Wat zijn jouw ambities als dichter? Waar zie je jezelf binnen enkele jaren staan?
Als ik ambities uitspreek, zou ik me daarmee toch aanpassen aan die doelmatigheid waarover ik het eerder had. Maar ik mag hopen dat ik nog lange tijd zal kunnen doorgaan met het schrijven van gedichten. En dat daarin dan een zekere evolutie terug te vinden is die enkel nog het essentiële overhoudt.
Verder hoop ik uiteraard nog vaker gedichten te kunnen publiceren, misschien ook een bundel. Ik heb hier al redelijk wat materiaal voor, maar ik herschrijf ook constant gedichten. Een bundel zal dus steeds een momentopname zijn.