Erik Spil (1977) publiceerde een aantal keren op papier, in tijdschriften als Krakatau en Opspraak, maar hoofdzakelijk her en der op internet. Ook stonden er ooit twee van zijn gedichten in de ‘vergeten’ bundel Poetry alive. Na negen jaar staat hij weer in Meander.
Hoe kwam je ertoe poëzie te gaan schrijven, hoe is het begonnen?
Ik denk dat de aanzet tot mijn schrijven vroeg is gevormd met het lezen en luisteren naar verhalen, vooral die van Roald Dahl. Als kind van negen jaar schreef ik al snel pagina’s vol. De extra stimulans kwam van een leraar, toen ik een jaar of elf was. Die vond dat ik een tien verdiende voor een kort verhaal en bovendien las hij het voor in de klas. Vooral in mijn kindertijd steunde ik erg op mijn fantasie en ‘verdween’ erin. Waar de fantasie werkt, verdwijnt de verveling. Samen met mijn liefde voor het verhaal is ook een andere kunstvorm al vroeg een rol van betekenis gaan spelen, namelijk de muziek en de daarbij behorende tekst. Dat heeft ook met een verhaal te maken, want songtekstschrijvers en dichters maken verhalen in het klein. Via het schrijven van songteksten ben ik uiteindelijk bij poëzie uitgekomen, waar ook internet een grote rol in heeft gespeeld. Poëzie heeft vaak meer om het lijf dan een songtekst, omdat een gedicht op zichzelf moet staan, zonder muziek.
.
Wat lees je zoal en inspireert je dat tot poëzie?
Vroeger veel poëzie, vooral Kopland, maar ook internetdichters, met wie ik communiceerde. Kritiek en compliment hielden me actief en scherp. Momenteel is hier een stilstand in opgetreden, een soort remming. Ik denk dat mijn schrijven weer op gang moet komen, te lang heb ik het niet meer gedaan. Schrijven moet je bijhouden, anders raakt het in verval, zo heb ik dat althans ervaren. Door beweging moet het mechanisme weer soepel gaan lopen. Ik moet mezelf dus aanzetten tot beweging en tegelijkertijd blijven zitten. Niet alleen lezen inspireert mij tot het maken van poëzie; een andere niet te onderschatten motor is het onderbewustzijn. Een droom verschaft vaak uitstekend beeldmateriaal voor een gedicht. Het verbaast mij altijd weer hoe creatief en origineel het onderbewuste is. Na de droom is er natuurlijk niet meteen een gedicht, maar een krachtig beeld (metafoor) kan het proces aan het rollen brengen.
Wat betekent poëzie voor je?
Poëzie is een verhaal in het klein vertellen. Ik maak een filmpje, een opname in de vorm van een gedicht, nooit een groots opgezette voorstelling, maar altijd een fragment. De dingen en mensen, in hun beweging of stilstand, vertellen het verhaal. Poëzie is een aanzet tot verbeelding; een gebeurtenis die zich voornamelijk in de geest van de lezer afspeelt. Een schrijver tracht de verbeelding van de lezer op een bepaalde manier te sturen, zodat het een gevoelsmatig effect moet oproepen. Het lezen staat in verbinding met het voelen. Dat gegeven draag ik – zowel bewust als onbewust – mee terwijl ik schrijf. De schrijver wil effect, de lezer wil effect, maar het middel – het gedicht zelf – waardoor dit bereikt wordt, mag niet opvallen en zeker niet schreeuwen
Wat wil je met je gedichten zeggen?
Geen kritische maatschappelijke boodschappen. Ik beperk me vaak tot het individu in alle eenzaamheid. Dat is wat mij interesseert.
Wat doe je in het dagelijks leven?
Mijn baan in de detailhandel heeft weinig tot geen raakvlakken met mijn schrijversverleden, maar indirect haal ik er toch elementen uit om in mijn schrijfsels te verwerken.
Wat is precies de samenhang tussen deel een en twee van je eerste gedicht ‘Kelen’?
Eigenlijk moet de lezer, als deze wil en kan, de samenhang vinden. De Hij en Zij zijn in beide gedichten dezelfde persoon. Deel een is een momentopname, een dreiging op afstand, terwijl in deel twee de tijd zich voltrekt in een voorwaartse stroom; het leidt naar een climax. Er is sprake van een naderend gevaar, met daarbij de geestelijke ineenstorting. Wat zich in de geest en wat zich in werkelijkheid afspeelt, is niet geheel duidelijk meer.
Wat heeft je geïnspireerd tot het gedicht ‘Bejaardenbal’? Een bepaald beeld dat je ergens hebt gezien ?
De wens om te leven als het eindstation al bijna bereikt is, de stroom die de aftakelende lichamen nog proberen te maken, terwijl je de gedachte van de laatste dans niet van je af kunt zetten. Er is een sterke wil voor nodig om de nabije dood te ontkennen, maar die laat zich natuurlijk niet ontkennen.
Het derde gedicht lijkt wel een stripverhaal waarin je verdwijnt. Letterlijk?
Het stripverhaal is het decor, wat het verlies van controle en de uiteindelijke waanzin aangeeft. Het is net als ‘Kelen’ een gedicht over de psyche in nood. Ik vertel maar een beetje, maar misschien is dat zelfs al te veel; het gedicht moet tussen de regels meer vertellen, wat ook een ‘prestatie’ kan vergen van de lezer.
Wat zijn je plannen zoal?
In de toekomst wil ik het schrijven weer oppakken. Ik woon nu al zowat vijf jaar samen met mijn vriendin en een kleine meid van acht jaar. Met plezier doe ik haar zo af en toe een boek van Roald Dahl cadeau. Zo wil ik mijn eigen plezier in lezen op haar overdragen.