Gedichten van Ceciliz Quilez, vertaald door Fa Claes.
DE BEKORING LEEFT HIER
Op de venusheuvel tekent het bloed
de uitgestelde loop
van onoverkomelijke stromingen.
Overwin je aan mijn liezen.
De polsslag wordt gewiegd door het schuimspoor
dat in de bres het delicate litteken laat stollen.
Stort je leeg in mijn vervoering en je bent onderworpen.
De boog van je voorhoofd zal fonkelend gespannen staan
en een werktuiglijke siddering zal wonderbaarlijk voordragen.
Elke nacht rijs ik op uit de overwinning
want elke morgen sterf ik verslagen
in de onzekere belegering door het volgende huzarenstuk.
*
LA TENTACIÓN VIVE AQUÍ
La sangre delinea en el pubis
la ruta aplazada
de corrientes insalvables.
Véncete a mis ingles.
El pulso lo acuna la estela de la espuma
que en la brecha coagula la cicatriz delicada.
Vacíate a mi rapto y serás sometido.
El arco de tu frente se tensará brillante
y un temblor mecánico recitará prodigioso.
Cada noche resucito en la victoria
porque todas las mañanas muero derrotada
en el asedio incierto por la siguiente hazaña.
ONS BROOD
Gevangen de kennis,
ongeldig, ingehouden.
De honger brandt achter het glazuur
en het roest blijft
de leugen afwijzen.
Op de hoogte van de ketels
en gipsen citroenbomen
bestrooi ik met meel en paneer ik genadeloos deze onrust
waar zij van proeven die bij het grote banket van de dagen
beweren dat ze me volgen.
Ik kom naar de koude kasten terug
waar ik al mijn roerige meningen
in nauwkeurig geëtiketteerde potjes bewaar.
*
EL PAN NUESTRO
Preso el conocimiento,
inválido, contenido.
El hambre arde tras los esmaltes
y el óxido permanece
declinando el embuste.
Al ras de las calderas
y limoneros de escayola,
enharino y rebozo sin piedad esta desazón
que degustan en el gran banquete de los días
los que dicen seguirme.
Vuelvo a las frías cajas
donde guardo revueltos todos mis juicios
perfectamente envasados y etiquetados.
VRIJ VAN ZONDE
Op mijn tenen loop ik heen en weer.
Ik overleef de dagelijkse afspraken
De spijskaarten, de plichten, de uurroosters
of de smalle plek waar ik mijn verzameling
gebenedijde boeken in onverstoorbare
alfabetische volgorde opstapel.
De werkelijkheid is dat ik niet wil
dat zij mij de baas is.
Wat voor kwaad steekt erin
om sommige keren zoveel te willen geven
en op andere ogenblikken hopeloos ernaar te verlangen
dat ze me slechts liefhebben en liefhebben?
Achter de pose gaan bewijzen schuil als messen
die de weerzin verraden om een naam te moeten geven
aan dezelfde dingen, om te moeten doen als leken ze
verschillend en authentiek.
*
LIBRE DE PECADO
Voy y vengo de puntillas.
Sobrevivo a los acuerdos cotidianos
Los menús, los deberes, los horarios
o el breve rincón donde amontono
mi colección de libros bendecidos
en orden alfabético inviolable.
La realidad es esta que no quiero
que me pueda.
¿Qué hay de malo
en querer dar tanto unas veces
y otras desesperadamente desear
que sólo me amen y me amen?
Tras la pose se esconden pruebas como cuchillas
que delatan el hastío de tener que dar nombre
a las mismas cosas, hacer que parezcan
diferentes y auténticas.
PLASMASCHERM EN VIER GEDICHTEN
Iemand kwam het witte geheugen binnen
in de roerloosheid van het hart. Onder de mist zie ik een licht
en de zachtheid van de dwaling doet me de ogen sluiten
ANTONIO GAMONEDA
Vier gaten van oneindige schittering
houden ons vanuit het halfduister in het oog.
De andere storingen zijn te wijten
aan een plaag van verveelde zeekreeften
die op virtuele hallucinaties van
frontale beelden kauwen.
Een ontwrichte liefde heeft geen plaats
en geen nooduitgangen.
Tijdens de lange trajecten drinken
de lichamen niet horizontaal.
De goede nachten ontsnappen niet
met een automatische kleurenbediening.
Ik verdwijn in de versgravures
ontdaan van witte oden en keer opgesmukt
terug van een verwerpelijke wijsheid
die mijn aandrang om je te blijven
nodig hebben in tweeën hakt.
Later denk ik, zoals altijd,
dat alweer de poëzie ons heeft gered.
*
PANTALLA DE PLASMA Y CUATRO POEMAS
Alguien ha entrado en la memoria blanca,
en la inmovilidad del corazón. Veo una luz debajo de la niebla
y la dulzura del error me hace cerrar los ojos
ANTONIO GAMONEDA
Cuatro boquetes de infinito resplandor
nos vigilan desde la penumbra.
Las otras interferencias se deben
a una plaga de langostas aburridas
que mastican delirios virtuales
de imágenes frontales.
Un querer dislocado no tiene sitio
ni puertas de salida de emergencia.
Los cuerpos no beben horizontales
en los largos recorridos.
Las buenas noches no se fugan
en un mando automático de colores.
Desaparezco en las láminas de versos
desnuda de odas blancas y regreso
engalanada de una sabiduría detestable
que me parte en dos las ganas
de seguir necesitándote.
Luego pienso, como siempre,
que nos ha vuelto a salvar la poesía.