LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassieker 144: Jules Deelder – Nationaal gedicht

11 mei, 2011
door Paul de Jong

Meander Klassieker 144

In deze nieuwe aflevering de eerste bijdrage van Paul de Jong, die aantoont dat Jules Deelder als dichter niet onderschat mag worden, zeker niet als hij stem geeft aan de verwerking van een nationaal trauma. Meer dan anders is de bespreking deze keer toegeschreven op jongere lezers. Het gedicht vraagt erom.

Nationaal gedicht
(21-6-’88)

Oooooooo!
Hoe vergeefs
des doelmans hand

zich strekte
naar de bal
die één minuut

voor tijd
de Duitse doel-
lijn kruiste

Zij die vielen
rezen juichend
uit hun graf

Jules Deelder (1944)

Uit: Lijf- en andere gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 1991.

Veel kunst functioneert binnen een historische context van gebeurtenissen en kunstuitingen. Die context speelt mee in betekenis van een gedicht. Bewust of onbewust verwijst de kunstenaar ernaar. Dat is ook in het ‘Nationaal gedicht’ het geval.

Bij de titel staat niet voor niets een datum. In 1988 won Nederland voor de eerste keer een groot voetbaltoernooi, namelijk het Europese kampioenschap. In de halve finale versloeg Nederland op 21 juni West-Duitsland. (West- en Oost-Duitsland waren nog net twee aparte landen, de Muur viel in 1989.) Marco van Basten maakte vlak voor tijd met een magistrale actie het winnende doelpunt en zorgde daarmee voor een revanche voor de nederlaag tijdens de wereldkampioenschappen van 1974, toen Duitsland Nederland met 2-1 versloeg.

Die nederlaag had tot jarenlange frustraties geleid. Het Nederlands elftal had nog nooit zoveel goede spelers gehad (Cruijff, Neeskens, Van Hanegem) en bijna iedereen verwachtte toen dat Nederland wereldkampioen zou worden. Van Hanegem had vooraf de wedstrijd voor hemzelf bestempeld als een kans op wraak voor het bombardement op Rotterdam door de Duitsers in 1940. Bij dit bombardement had hij zijn vader verloren.

In een aantal teksten van Jules Deelder zien we dezelfde antipathie tegen de Duitsers. J.A. Deelder is geboren in Rotterdam in 1944. Hij noemt zich de nachtburgemeester van deze stad. Hoewel hij de oorlog niet bewust heeft meegemaakt, is hij, zoals velen van zijn generatie, opgevoed met verhalen over de Bezetting, met name over de verwoesting van Rotterdam. In ‘Nationaal gedicht’ verwoordt Deelder zijn vreugde over de overwinning op het Duitse elftal. Deze vreugde kwam puur voort uit zijn anti-Duitse sentimenten.

Het gedicht kent enkele verwijzingen naar de Bezetting. Zo staat er in de titel ‘Nationaal’. Dit woord duidt niet alleen op de natie Nederland, maar roept ook associaties op met ‘Nationaal Socialisme’. De titel lijkt te willen zeggen dat niet Hitlers ideeënleer gewonnen heeft, maar de natie Nederland.

Verder roept de woordgroep ‘zich strekte’ de associatie op met de manier waarop het Duitse volk Hitler vereerde, namelijk met de rechter hand gestrekt naar voren, onderwijl ‘Heil Hitler’ roepend. ‘Nationaal’ en ‘zich strekte’ zijn duidelijk een pesterijtje naar de Duitsers toe: de dichter vernedert de vijand door gebruik te maken van woorden en gebaren van diezelfde vijand.

Ook de laatste strofe duidt op de tijd van de Bezetting. De woorden ‘zij die vielen’, zo vaak te lezen op herdenkingsmonumenten, slaan op de gesneuvelde soldaten en de door de Duitsers vermoorde verzetsstrijders, maar Deelder stelt het hier nu voor alsof de Nederlandse gevallenen juichend over het winnende doelpunt uit hun graf komen. Een associatie met de bijbel versterkt dit overwinningsgevoel. Met Pasen viert het Christendom met de verrijzenis van Christus uit het graf de overwinning op de dood door het geloof. Ook in het gedicht van Jules Deelder is sprake van een overwinning.

Een tweede associatie is eveneens Bijbels, namelijk de in de Bijbel voorspelde opstanding uit de dood op de Dag des Oordeels, waarbij de goeden uit hun graven naar de hemel gaan. Ook in ‘Nationaal gedicht’ zijn het de goeden die hier winnen en daarmee hun dood gewroken hebben.

In poëzie moet de vorm het effect op de lezer teweeg brengen, opvallend of onopvallend. In ‘Nationaal gedicht’ is dat niet anders. De eerder genoemde woordspelingen met ‘Nationaal’ en ‘zich strekte’ horen hiertoe, net als het perspectief erbij hoort. Met het perspectief in ‘Nationaal gedicht’ is iets bijzonders aan de hand. Bij sentimenten zou je namelijk een ‘ik’ verwachten die uitdrukking geeft aan zijn emotie, maar dat is hier niet het geval. Er is sprake van een verteller die registreert en niet bij een van de partijen hoort. Zelfs de ‘O’-uiting in de eerste regel is, anders dan normaal in poëzie, niet van een ‘ik’, maar van iets buiten die ‘ik’. Het is het gehele publiek van Duitsers en Nederlanders. Met deze beschrijving van buiten af bereikt de dichter misschien een groter effect dan met een subjectieve gemoedsuiting.

Een andere opvallende vorm zien we in ‘des doelmans hand’. Dit is een ouderwetse constructie, waardoor er een plechtstatige stijl ontstaat. Met deze stijl (vorm) roept de dichter een sfeer van verhevenheid op (inhoud). Deze verhevenheid heeft te maken met het volgens hem grote historische belang van dit doelpunt.

Verder heeft het woord ‘doel-lijn’ in de derde strofe een opvallend enjambement. Het zijn hier de woorddelen die de scheiding vormen, en niet, zoals gewoonlijk, de woorden. Daardoor lijkt het alsof de bal bij het woorddeel ‘doel’ nog voor de doellijn is, en bij ‘lijn’ achter de doellijn (inhoud), waarbij het streepje (vorm) het beeld van de lijn (inhoud) oproept. Daarbij duidt de spreiding van het woord over twee versregels (vorm) op een lang durende spanning over de vraag of de bal wel of niet over de lijn gaat (inhoud).

Bovendien heeft de derde strofe de vorm van een chiasme. Dit is een stijlfiguur waarbij de rijmwoorden gekruist geordend zijn. Hier kruist ‘Duitse’ met ‘kruiste’, en ‘tijd’ met ‘lijn’. Deze vorm hoort bij de inhoud, waarin de bal de doellijn ‘kruiste’.

Daarbij versterkt de opbouw van het gedicht (vorm) de duur van de onzekerheid over de vraag of de bal wel of niet over de doellijn zal gaan (inhoud). Die onzekerheid duurt lang (inhoud). Die lange duur wordt uitgedrukt in de lang gerekte ‘O’ (vorm), en in de daarop volgende lange zin, verspreid over drie strofen (vorm), waarbij de plechtstatige taal (vorm) in de eerste strofe remmend op de snelheid van lezen werkt. Dan volgt een pauze (vorm) als inleiding op de korte, maar krachtige ontlading (inhoud) in de laatste strofe (vorm). De tegenstelling tussen ‘vielen’ en ‘rezen op’ (vorm) versterkt deze ontlading.

Is al deze uitleg over de vorm voor een goed begrip noodzakelijk? Neen. Wel wil je als lezer vaak weten hoe het komt dat je door een gedicht geraakt wordt. Een analyse geeft daar soms ten dele het antwoord op.

******

‘Nationaal gedicht’ werd o.a. opgenomen in ‘A. H. den Boef ed., In de broek van de vijand. Waarom wij niet woedend zijn, Amsterdam 1994.

     Andere berichten