Wat ik hier schrijf is recuperatiehout. Ik heb een bijl gekocht in een
bijlenwinkel en trek ermee naar de haven. Daar kap ik spaanders van nog
nieuwe boten die ik later tweehoog sleep.
Het skelet is van Ikea. Zweedse degelijkheid, dat kan tegenwoordig wel.
Aan de buitenkant nagel ik de planken die ik zo zorgvuldig uitzocht.
Ik ben geen timmerman ik hamer klanken op planken waar geen
scharnieren mogelijk zijn. Een en ander kan ik redden door wat verf.
Mijn vrienden loven wat ik deed maar ik weet
wat er gebeurt als ze straks naar huis toe gaan.
Dit is geen werk voor de eeuwigheid. Het houdt slechts stand.
Kijk, sorry dat ik dit nu zo moet zeggen, maar
als gij uw tong laat uitrusten in mijn mond
dan is dat geen poëzie.
Kijk, het zit zo
als uw poot mijn hals omvat, mij zeker optilt
dan is dat godzijdank geen verhaal, zelfs geen aanzet daartoe.
Zie,
als gij uw armen opvult, met mijn rug bijvoorbeeld, dan ben ik
vergeef mij dat ik dit zo zeg, zo platvloers misschien, maar dan ben ik
gerief, hoe heet zo’n ding, een inbus, waar gij dingen recht mee trekt,
iets mee vastschroeft voor de eeuwigheid.
Of wat daarbij in de buurt komt.
En ik weet het, nogmaals sorry, maar ik ga dit toch liefde moeten
noemen.
Gij houdt niet van woorden, dat weet ik ook wel
Diepzinnig gedicht
de avond liep uit in een bloedbad
bleek zocht ik hulp, een hospik
op de vloer liet ik een donker spoor
u denkt wellicht – dat bloed
dat is een metafoor voor
iets diepzinnigs in dit gedicht
maar ik zat gewoon in bad
en las een boek terwijl
ik mijn benen schoor