LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Melle Hijlkema – Liekover

11 dec, 2011

De bron van mien bestoan

door Joop Leibbrand

Van de in het Westerkwartier geboren en getogen Melle Hijlkema kwam bij uitgeverij kleine Uil de bundel Liekover uit. Hoewel de gedichten geschreven zijn in het Gronings, d.w.z. het Nedersaksisch, zijn ze qua taal toch verrassend toegankelijk. Een kwestie van hardop lezen en de woorden proeven, min of meer vergelijkbaar met wat je moet doen als je in het Afrikaans geschreven poëzie leest. Dat je misschien af en toe een woord mist, wordt ruimschoots gecompenseerd door de extra aandacht die je de taal moet geven. Qua inhoud zijn de gedichten daarvoor zeker uitnodigend genoeg.

In de eerste afdeling gaat Hijlkema als volwassene terug naar Trimunt, een gehucht bij Marum, de plaats waar hij zijn jeugd doorbracht en waarvoor als motto kon gelden ‘Wel oarden wil, zal harden moeten.’

Trimunt I

Doe gafst et leven aan mien weemoed
keerdest et langen noar de dood
doe gafst me wat gien god mij bood:
te leven ien de lijte van dien deemoed.

Doe hest me scholden dat ik vot ging
hest me vluukt om mien verroad
mor k pruufde de liefde ien dien hoat
en kende mijzulf ien dien omarming.

Nou vuul k de wenst diep in mij trillen
bij elke stap bij dij vandoan
mor t pad is niet weerom te goan

al is der, leuf me, niks nog te willen
as mekanders dörst te stillen
aan de bron van mien bestoan.

Het zijn soepel lopende verzen die Hijlkema hier schrijft, mooi van toon ook. Het doet enigszins denken aan de gepolijstheid van Rawie, misschien ook door het onbekommerde gebruik van een woord als weemoed.
Bij Hijlkema drukt weemoed’ enerzijds een gevoel van verlorenheid uit, zoals in ‘Bankjeszittersblues’: ‘Wat vien ik hier:/ verloren dreumen/ enkeld de doden of/ zulfs mien eigen/ mor t leven niet.’
Anderzijds zorgt dezelfde weemoed voor een gevoel van geborgenheid, zoals in ‘Wenst’, dat begint met ‘Ik droag mien weemoed/ niet as een kruus/ mor as n ereteken/ van een kloar verleden/ een veileg thuus.’

In de tweede afdeling wordt de kindertijd opgeroepen, o.a. hoe het er op de ‘Schoel met de Biebel’ aan toeging, of hoe de zondagen waren: ‘op doodse zundagsmörgens/ kwam geleuf zunder vroagen/ vervoagden jongesdreumen’.

In de derde afdeling zijn we in het immer weerbarstige heden, zoals op een veemarkt, waar boeren en handelaren haast mythisch worden opgevoerd:

As uut onze grond geboren: grof
en groot, venieneg fien, kerels
as bomen op drift uut singels
ontworteld veur dag en daauw.

Ien heur kamp waait et stof deurtrokken
van stront en streken. Bij stoksloagen
en handjeklap klinkt eelt op eelt
woar woorden achterwege blieven.

Hier vinden we ook het hardvochtige titelgedicht, ‘Liekover’, dat zoiets betekent als ‘gelijk oversteken’. Het is een hard land, met hard volk.

Liekover

Wij brochten et licht
onder hemelse beloften
hoalden wij ons geliek
uur dien eerde de riekdom
uut dien aarms et leven
dat ons leven dee.

Liekover; ien die schroale
balaans vulden wij tekörten
aan met overspul, ofdankers
en schuldgevuul

mor nooit genogt
nog altied teren wij
op et vlees van dien vlees
et bloed van dien bloed.

Wij: sprinkhoanvolk,
kanniboalen.

De slotafdeling kent de grootste afwiseling, met enkele natuurgedichten, gedichten die je als liefdespoëzie zou kunnen lezen en een danslied dat je wel door Jacques Brel gezongen had willen horen.
Het is krachtige, aardse poëzie. Hijlkema is een Groninger die zich laat kennen.

***
Melle Hijlkema (1960) schreef eerder de verhalenbundel Vogeldood (2005). Een deel van de gedichten uit Liekover vescheen eerder in het literaire tijdschrift voor de Groninger taal Krödde, en in het Friese tijdschrift De Moanne.

     Andere berichten