De intimiteit van een werelddichteres
door Levity Peters
Het is altijd interessant om de rugtekst te lezen van een dichtbundel die je een aantal keren hebt doorgenomen. De tekst is natuurlijk wervend bedoeld; de recensent van een voorgaande bundel wordt geciteerd om een beeld op te roepen van de poëzie die je wacht. Mij overvalt dikwijls de verbazing hoe weinig de door mij gelezen tekst overeen lijkt te stemmen met die van de rugtekstschrijvers.
Dat was ook weer mijn ervaring na lezing van de bundel Sakasegawa van Ruth van Rossum. Toen ik las dat over haar debuutbundel Eilandranden geschreven werd dat haar poëzie ‘niets verhullend’ is, dacht ik alleen maar: niet verhullend wat doorgaans buiten de poëzie blijft. Ook werd gesteld dat ze ‘vaak tegen het emotioneel betamelijke aan schuurt’, en ‘implosies schenkt’.
Dat eerste zegt meer over de recensent dan over de poëzie van Van Rossum; over het laatste peins ik nog wat daarmee bedoeld kan zijn. Ik ben niet geïmplodeerd, maar wel onder de indruk van haar poëzie.
Laat ik beginnen met de poëzie die tegen het emotioneel betamelijke aan zou schuren. Voor deze bundel zou bedoeld kunnen worden, dat zij het woord ‘neuken’ durft te schrijven, wat mogelijk bij deze of gene emotionele oprispingen tot gevolg heeft. In ‘Wat men wel en niet doet’ schrijft zij er zo over:
je uiteengetrokken om peilloos in je door
te dringen, we neukten overal, echt overal
terwijl ik met mijn vrouw in bed lag, en zo
veel dingen droeg je waarvan ik je ontdeed
in alle toonsoorten van liefhebben, jij mooie.
In deze strofe is een man aan het woord die, zichzelf rechtvaardigend, haar op een afstand houdt. Intiem ja, maar (nog) niet totaal aan haar overgeleverd:
Ik redde het niet met jou. Met haar was het
veel rustiger. Ik kon mijzelf toch niet zó
overhoop laten halen ten koste van haar?
Die schrijnende, onbedoelde wreedheid van haar partner, staat in contrast met de intensiteit van haar rücksichtloze verlangen dat zij een strofe hiervoor als volgt verwoordde:
zo hard en hoog dat verder alles ophield
het zingen van elektriciteitsdraden alles
overheersend mijn brein was weg er waren
geen ogen en ik zou knappen uit elkaar
spatten als hij geen verlossing bracht. Nu.
Het is niet de beschreven en opgeroepen sensualiteit die het diepste raakt, het is de kwetsbaarheid van de vrouw uit de eerste strofe die erin hakt:
alles op tafel: kleren en schaamte afgelegd,
een rommelig hoopje. Zielen, de zachtste huid,
het oudste verlangen, bibberend bij elkaar gekropen.
Lachen en huilen tegelijk, echt waar. Zulke
oude vrienden. Ook de lijven, bleek uiteindelijk.
Jammer dat ik dit gedicht zo moest verknippen om mijn punt te maken.
Ik vind het een pijnlijk mooi gedicht. Daarvan heb ik ook nog een aantal strofen weggelaten. Compleet, in de juiste volgorde gelezen is het af.
Ik had bijna geschreven: aangrijpend, maar dat is geen woord dat past bij deze gedichten zonder grote woorden, die juist daardoor de onderliggende emoties des te sterker uit laten komen.
In werkelijkheid
De dagen erna leefde je in mijn hoofd
en ook ik ging daar wonen
om dicht bij je te zijn.
Je was er zo rustig aanwezig.
Ik vond je op de trap en om hoeken
en buiten, onder de lantaarnpaal,
het licht op je gezicht.
In werkelijkheid stokt mijn denken.
Ik zie ons staan op schotsen
kruiend ijs
in storm.
De beheersing van de taal – ik moet schrijven: van de talen, drie gedichten zijn in het Engels – is opvallend. Het tweede dat opvalt is het evenwicht van de gedichten: vorm en inhoud zijn in harmonie. Het zijn hechte woordbouwsels, zonder stoplappen, zonder versiering. Gedichten waaruit je geen zinnen kunt knippen om te laten zien hoe goed en sereen Ruth van Rossum schrijft.
De gedichten zijn beeldend, dat stond ook op de rugtekst, maar tevens ritmisch en van een grote klankrijkdom. Geen gedicht is saai, hoe weinig opzienbarend het onderwerp soms is, hoe particulier de aanleiding ook was om het te schrijven.
Zelfs in haar gelegenheidsgedichten is zij een sublieme dichteres:
Waar ga ik heen?
Het huis bleef onveranderd. Tot zij overleden
woonden wij daar samen en was ik een gezin
zoals veel mensen hebben zonder een besef
van hun uitzonderlijk geluk. Ik bleef leven.
Zijn jas hangt aan de kapstok, portemonnee
nog in de binnenzak. Haar nachtgoed op de
planken. Twee sneetjes uit de trommel eet ik
ons brood, dezelfde borden, hetzelfde bestek.
Ik stof hun kamer en maak mezelf niets wijs.
Maar waarom opruimen om plaats te maken
voor meer leegte? Hier komt niemand terug.
Hier is geen heden voor mij om in te wonen.
Inderdaad, superlatieven schieten tekort. Dit gedicht, geschreven voor de eenzame uitvaart van mevrouw Van der Spek, is met het hart geschreven.
Dit is eredivisiepoëzie.
******
Ruth van Rossum (1960) bracht haar eerste levensjaren door in Japan. Sakasegawa is de naam van haar geboortedorp, gelegen ten noorden van Osaka en Kobe. Zij studeerde Rechten en woont in Den Haag. Haar debuutbundel Eilandranden verscheen oktober 2006 in de Windroosreeks van Uitgeverij Holland. Ze is dichter voor de Haagse eenzame uitvaarten.
Sakasegawa is deel 13 van de Bordeauxreeks.