Dichter in Wonderland
door Yves Joris
Je zult maar kind zijn van een Finse moeder en een Indonesische vader. Je debuteert met een prachtbundel en wanneer je de recensies leest, lijkt het alsof je afkomst belangrijker is dan je poëzie.
Een tijdje geleden kreeg ik het verwijt van een vriendin dat de toon van mijn recensies scherper, negatiever geworden was. Ik herlas mijn woorden en kon alleen maar vaststellen dat ze het bij het rechte eind had. Ik besloot om geen recensies meer te schrijven over dichtbundels die me niet voluit in het gezicht of de maag raakten. Gelukkig heb ik niet lang moeten wachten en kan ik Kira Wuck danken dat ze me uit mijn vrijwillig schrijfisolement getrokken heeft. Wie meer wil weten over de persoonlijke leefwereld van Wuck verwijs ik naar het korte interview dat enkele weken geleden in Meandermagazine verscheen of naar het interview van Elsbeth Etty in NRC Handelsblad.
Op de cover van Finse meisjes wordt de dichteres afgebeeld voor een biljartgroene deur met een konijn in haar armen. Ik kan me persoonlijk geen saaiere cover voorstellen, maar deze gewilde saaiheid wordt doorbroken door het verborgen hoofd van de dichteres. Haar gezicht gaat schuil achter een zwart-wit konijnenmasker, dezelfde kleuren als het echte knaagdier dat ze vasthoudt. De bevreemding gaat echter nog verder, want in het masker bevinden zich geen ogen, neus of mond. Het wezen wekt slechts de schijn van een konijn en verlangt van de omgeving dat die zelf aanvult wat ontbreekt. Deze nood tot aanvulling is steeds aanwezig in het werk van Wuck. Soms heel expliciet zoals in ‘Familie’, maar op andere momenten zweeft die nostalgie achter een onbekende naam (‘Voor Boris Ryzhy’).
Familie
Hierna drink ik niet meer doordeweeks zei ik
en vroeg aan willekeurige oude mannen
onder aan roltrappen of ze mijn opa waren
eentje antwoordde dat het hem speet
Toen ik hem vond liepen we door de stad
en wou dat iedereen zag dat ik een opa had
hij marcheerde door de straat met een rechte rug
de oorlog zat nog in zijn ledematen
Ik dacht aan de man die tussen ons in was gestorven
hoe zijn tijd op een schaakklok korter werd
hoe mijn opa hem als straf sambal had gevoerd
De brief die mijn vader schreef en nooit had verzonden
In een rijgsnoer van gedachten voert de dichteres ons mee. Fragmentarisch accuraat. Bijna elke afzonderlijke zin levert een beeld op, als lezers zappen we mee langs talloze kanalen om uiteindelijk te belanden bij het gemis, dat nergens beter omschreven wordt dan in de zin ‘Ik dacht aan de man die tussen ons in was gestorven’. Bevreemdend als men het letterlijk leest, een glasheldere stilte in figuurlijke zin.
Nergens een leesteken. Leestekens dwingen tot rust. De dichteres heeft ze met opzet weggelaten. De lezer zorgt voor zijn eigen cesuren. ‘Familie’ is het eerste gedicht van de gelijknamige cyclus. Finse meisjes telt vier cycli die namen meekregen als’Familie’, ‘Wasdagen’, ‘Overblijvers’ en ‘Finse meisjes’.
Wasdagen
Soms gebeurt het als je brak naar de wasserette gaat
ziet hoe wasmachines zich voor je uitsloven
geuren uit kleding verdrijven
en schone dagen beloven
Dat er iemand een deuntje fluit en even
naar jou kijkt en voordat je het weet
samen in een flamencobar belandt
elkaar wanhopig aanstaart
vraagt of het morgen mooi weer wordt
en waar de was gebleven is
Als we uiteengaan zeg je
dat je de was niet meer op zaterdag doet
dat we voortaan de wasdagen zullen verdelen
In dertien versregels wordt een relatie geboetseerd. Wat is er minder romantisch dan een wasserette? Een non-lieu, een lege plek ontdaan van iedere vorm van identiteit, is het toneel van een ontluikende liefde. Tijdens het monotone droogtrommelstaren doorbreekt een deuntje het rumoer. Heel even breekt de zon door op de grijze wasmonsters en tekent een moment van liefde in het hart van twee mensen. Maar de aantrekking verzandt in de alledaagsheid van een weerpraatje. Er rest alleen nog maar de wasserette en twee mensen die beslissen om op andere momenten hun was te doen. Nergens in dit gedicht een pathos van zware woorden, geen adjectieven die het verdriet kracht moeten bijzetten. Toch blijft de lezer even achter met dit beeld dat herinnert aan de Nighthawks van Edward Hopper – de bar is nu een wasserette.
Voor Boris Ryzhy
Iedereen neemt gulzig een slok uit zijn mouw
want wie als eerste omvalt, slaapt rustig als een wolf
fabrieken ademen
ze bedekken de stad met weemoed en teer
boze gezichten achter dunne gordijnen
stof spant zich om hun kaken
Boris bokst, bokst tegen de verveling
slaat woorden op gezichten
idioten maken engelen in de sneeuw
’s nachts huilen ze maar er is niemand die ze hoort
goudvissen in doorzichtige zakken
vriezen vast
Boris draagt de schuld van de idioten op zijn schouders
maar verliest
hij kruipt naar het smeltende ijs
waar bevroren vissen hem tegemoet gapen
drukt zijn vuisten zo hard
tegen zijn ogen tot hij blauwe tinten ziet
26 jaar was deze Russische dichter toen hij zelfmoord pleegde in 2001. De vergelijking met Jotie T’Hooft dringt zich op. Op het moment van zijn overlijden werd hij gezien als een van de nieuwe stemmen in de Russische poëzie. Wuck geeft hem een plaats in haar bundel in de cyclus ‘Overblijvers’. Wat hier opvalt is de woordspanning die de dichteres constant oproept: gulzig-rustig slapen, weemoed en teer, slaat woorden, idioten-engelen. Steeds weer wordt de lezer geconfronteerd met woordparen die op het eerste zicht logisch lijken, maar die in combinatie met elkaar een David Lynchachtige bevreemding oproepen. Combineer dit spanningsveld met de allitererende ritmiek van stof spant, Boris bokst, vriezen vast en als lezer besef je dat deze poëzie even sterk op papier is als op een podium.
In de laatste cyclus, waaraan ook de bundel zijn titel ontleent, neemt de dichteres ons mee naar het Hoge Noorden. Ze focust zich echter niet op rendieren- en noorderlichtclichés, maar sleurt ons mee in het alledaagse leven van de Finse huiskamer. Alleen al voor de openingszin van het volgende gedicht zou ik de bundel kopen.
Eenzaamheid ruikt naar kalfslever in een ovenschaal
de geur plakt in elke hoek van het huis
sneeuw en hoge bomen bakenen wegen af
Je komt niet weg voordat alles ontdooit
daarom trouwt men hier snel
Soms hakt er iemand een wak in het ijs
om te kijken of hij nog leeft
in de sauna worden vriendschappen geruild voor bier
Woorden zijn spaarzaam als het licht
als iemand wat vraagt
plak ik de mijne onder de sneeuw
In de keuken drink ik de laatste slokken
uit wijnglazen die op de afwas wachten
gekookte varkenshoofden gapen me aan
sneeuw wordt van daken geveegd
Ik verstop mij in een lichte roes onder het tafelkleed
pulk de inhoud uit een broodje
kijk waar muren elkaar raken
Kira Wuck (1978) won in 2011 het Nederlands kampioenschap Poetryslam. Over het debuut van Maud Vanhauwaert schreef ik ooit op Poëzierapport: Ik buig hierbij nederig het hoofd en schrap alle vooroordelen die ik ooit had over slampoetry: performance en inhoud kunnen best hand in hand gaan. Met deze dichteres heeft België er een dichteres bij die nog van zich zal laten horen. Met Kira Wuck hoef ik alleen maar het land aan te passen.