Statig vers ontbeer ik node
door Joop Leibbrand
Van Cornelis W. Schoneveld, oud-docent Engelse letterkunde aan de Leidse Universiteit, verscheen bij Liverse in een tweetalige uitgave een vertaling van de korte gedichten van Oscar Wilde.
Wilde (1854-1900) schreef de meeste van die gedichten voor zijn 28ste jaar en publiceerde ze in 1881 als Poems, de enige bundel die hij uitgaf. Schoneveld nam de vijfenvijftig korte gedichten eruit op en vulde aan met gedichten uit dezelfde tijd en de periode 1882-1892, dus ruwweg voor Wilde’s grote succes als romancier (The Picture of Dorian Gray is van 1891) en vooral als toneelschrijver.
Van de toneelstukken die hij vanaf 1892 vrijwel jaarlijks schreef, zijn An Ideal Husband (1894) en The Importance of Being Earnest (1895) de bekendste.
Het is de tijd waarin alles hem meezit en hij zich als decadente estheet met een a-morele levenshouding niet alleen ontwikkelt tot een van de grootste fin-de-siècleschrijvers, maar ook vorm geeft aan een leven als dandy, als societyfiguur, als wat bij Wikipedia genoemd wordt een ‘media event’ avant la lettre.
Na het zo noodlottig eindigende smaad- en sodomieproces van 1895 en de tweejarige gevangenisstraf met dwangarbeid is alles anders. Hij schrijft – als C.3.3., zijn celnummer – nog één lang gedicht, het over de executie van medegevangene Charles Thomas Wooldridge handelende ‘The Ballad of Reading Gaol‘, dat begint met
For blood and wine are red,
And blood and wine were on his hands
When they found him with the dead,
The poor dead woman whom he loved,
And murdered in her bed.
en waarvan de bekendste, enkele keren herhaalde strofe luidt:
By each let this be heard,
Some do it with a bitter look,
Some with a flattering word,
The coward does it with a kiss,
The brave man with a sword!
Het is direct, bijna spreektaal, ongekunsteld. En van een urgentie die je in de korte gedichten zelden tegenkomt.
Nog in de Readinggevangenis had hij De profundis geschreven, de pas postuum gepubliceerde lange brief aan zijn vriend lord Alfred Douglas (Bosie). In de laatste alinea daarvan schrijft Wilde: ‘En hoe incompleet en onvolmaakt ik ook ben, toch zul je van mij nog steeds veel kunnen opdoen. Je kwam bij mij om het Genot van het Leven en het Genot van de Kunst te leren. Misschien ben ik ertoe voorbestemd je iets veel geweldigers te onderwijzen, de betekenis van de Smart, en haar schoonheid.’ (Vertaling Gerrit Komrij, Meulenhoff, 1971.)
Ook van deze hoge inzet, van de noodzakelijke drang naar het essentiële en absolute van een door het leven getekende man, valt in de Poems weinig te bespeuren. Wilde is daarin toch vooral een literaire charmeur, een virtuoze woordkunstenaar die min of meer vrijblijvend zijn talent en techniek uitvent en zijn grote kennis van de mythologie en de klassieke oudheid demonstreert. Opvallend vaak gebruikt hij ook christelijke motieven, of schrijft hij natuurlyriek, soms op het week-romantische af. De paar middeleeuws aandoende balladen zijn nog het aardigste.
Het zal komen door een gebrek aan vertrouwdheid met dit werk, maar ik geef vooralsnog de voorkeur aan onze eigen Tachtigers, aan Perk en Kloos (voor diens neergang).
Schoneveld laat de gedichten voorafgaan door het in 1886 door Wilde voor zijn vrouw geschreven ‘Dedication’. Wilde was in 1884 getrouwd met Constance Lloyd en kreeg twee zonen, Cyril (1885) en Vyvyan (1886). Omdat de Poems geen enkele homo-erotische toespeling bevatten, kon hij deze opdracht ‘veilig’ schrijven.
Dedication
To my wife – With a Copy of my Poems
I can write no stately proem
As a prelude to my lay;
From a poet to a poem
I would dare to say.
For if of these fallen petals
One to you seem fair,
Love will waft it till it settles
On your hair.
And when wind and winter harden
All the loveless land,
It will whisper of the garden,
You will understand.
Schoneveld vertaalt:
Opdracht
Aan mijn vrouw – met mijn gedichtenbundel
Statig vers ontbeer ik node
Als een voorspel bij mijn lied;
Van een dichter aan een ode,
Dat ontken ik niet.
Want als van dit vallend bloemblad
Eén jou treft als waar,
Daalt door liefde ‘t in zijn zweefpad
Op jouw haar.
En als stormwind alle streken
IJzig maakt door kou,
Zal het zacht van ‘t bloembed spreken,
Wel verstaan door jou.
Het is adequaat, maar wat stijfjes, het type vertaling waarbij je denkt dat het anders zou moeten, maar waarbij je zelf in de verste verte geen betere zou kunnen afleveren. Een indicatie van hoe het anders kán, vond ik in een recensie van een recente andere uitgave van Wilde’s gedichten in een vertaling door Marja Wiebes en Margriet Berg (Oscar Wilde, Gedichten, Plantage, Leiden 2011).
Een van de weinige echt aansprekende gedichten uit de Poems is het herdenkingsgedicht dat Wilde schreef voor zijn gestorven zusje. Het is een knap gedicht over een zwaar onderwerp, met veel gevoel maakt Wilde er iets lichts van.
Requiescat
Tread lightly, she is near
Under the snow,
Speak genttly, she can hear
The daisies grow.
[…]
Lily-like, white as snow,
She hardly knew
She was a woman, so
Sweetly she grew.
Coffin-board, heavy stone,
Lie on her breast,
I vex my heart alone
She is at rest.
[…]
Wiebes en Berg vertalen de derde en vierde strofe aldus:
Een lelie, blank als sneeuw,
Zich nauw bewust
Een vrouw te zijn, zo lief,
Vol levenslust.
Zij ligt nu in haar kist,
Onder een steen,
En heeft nu rust. Ik kwel
Mijzelf alleen.
En dit is de versie van Schoneveld, die iets moeizaams ademt:
Lelie gelijk, sneeuwwit,
Ging haar voorbij
‘t Vrouwzijn in haar bezit,
Zo bloeide zij.
Kistdeksel, zware steen,
Drukken op haar,
Ik terg mijn hart alleen
Zij rust nu daar.
Ook een ander gedicht laat zich vergelijken, het sterk politiek gekleurde ‘Libertatis Sacra Fames’. Het octaaf van dit sonnet luidt:
Libertatis Sacra Fames
Albeit nurtured in democracy,
And liking best that state republican
Where every man is Kinglike and no man
Is crowned above his fellows, yet I see
Spite of his Modern fret for Liberty
Better the rule of One, whom all obey,
Than to let clamorous demagogues betray
Our freedom with the kiss of anarchy.
[…]
Schoneveld vertaalt:
De heilige honger naar vrijheid
Ik ben gebakerd in democratie
En op een republiek het meest gebrand
Waar ieder koning is, en nooit in stand
Een medeburger hoger troont, toch zie
Ik na die nieuwe vrijheidshysterie,
Liever een autocraat, die allen leidt,
Dan ‘n demagoog wiens roep en valse strijd
Mijn vrijheid wegkust naar de anarchie.
Aan het eind van de vierde regel staat rijmtechnisch gezien ‘zie’ keurig op zijn plek, maar het ontstane enjambement is wel heel gewaagd.
Wiebes en Berg vertalen de tweede strofe zo:
Toch zie ik liever nog Autocratie,
Dan dat de loze kus der anarchie
Van demagogen ons geluk verraadt.
Omdat ik me uitsluitend baseer op de voorbeelden in de recensie is de vergelijking geenszins representatief. Maar Wiebes en Berg lijken wat vloeiender, moderner te vertalen, terwijl Schoneveld misschien wat meer recht doet aan het negentiende-eeuwse karakter van het werk.
Voor het feit dat in een tweetalige uitgave Wilde’s korte gedichten nu compleet (en geannoteerd) verkrijgbaar zijn, mag de uitgever een compliment krijgen. Het toont hoeveel ernst Liverse maakt met het opzetten van het eigen poëziefonds.