LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Thomas Möhlmann – Waar we wonen

23 okt, 2013

Herkend en opgetild

door Wilma van den Akker

Ik las kort na elkaar twee nieuwe bundels van Thomas Möhlmann. Eerst het in de serie Halverwege Chapbook uitgebrachte Haven en vervolgens het bij Prometheus verschenen Waar we wonen.
Bij Haven vielen mij twee dingen op. Ten eerste de verwantschap met het vierde Chapbook, Departures, van Edwin Fagel. Aankomst en vertrek spelen in beide bundeltjes een rol. Daarbij horen afscheid, missen en hereniging.
Uit Haven:

2. Herkend en opgetild

De lucht trekt open, de lucht trekt dicht
zonder reden houdt de dunne laag sneeuw
die blijft liggen op de nutteloze platte
reep hout bovenop de schutting precies
die platte reep hout warm en droog

en ik zou je willen missen maar ik ken je
niet goed genoeg, zou je willen bellen
maar heb je nummer niet goed bewaard
er gaan koffers onbewogen rond op de band

een voor een worden ze als kinderen
op het schoolplein herkend en opgetild
landen ze op hun wieltjes op de grond.

In het gedicht ‘Nabijgelegen plekken’ staat een niet te missen verwijzing naar een gedicht van Fagel: …, je hangt / een gedachte aan een haakje, denkt er een beeld bij / denkt de gedachte weg. Bij Fagel was het: ‘Ik hing de jurk aan een haakje, dacht er je lichaam bij, / dacht de jurk weg.’  De jurk van Fagel staat keurig vermeld bij de aantekeningen achterin.
Het tweede dat opvalt, is wat ik ‘zachtheid’ wil noemen. De dichter Möhlmann observeert het kleine, waar velen aan voorbijgaan, en vangt het in woorden. Hij is er niet op uit de lezer wakker te schudden of te schokken, maar vestigt liever de aandacht op – bijvoorbeeld – het raspen van een vuursteentje.

Haven is verspreid bij intekening en alleen nog bij enkele literaire boekhandels verkrijgbaar, bijvoorbeeld bij Boekhandel Over het Water in Amsterdam Noord. De dichter woont in dat stadsdeel. Maar het is op een klein verschil na, opgenomen in Möhlmanns derde reguliere bundel Waar we wonen. 

Waar we wonen voegt veel aan Haven toe. Ik ben verrast door het beeld in een van de kortere gedichten.

Welke visite

De tafel waarop we zijn gaan zitten zakt en zakt
tot op de grond en spreidt zich geleidelijk onder ons uit
en nog voor we de gastheer goed en wel bedankt
en met de smaakvolle inrichting gecomplimenteerd
kunnen hebben, slingeren we ons de gastvrouw langs
kwispelen met groot gemak de kamer hiervandaan.

In Waar we wonen staan vijf cycli, waaronder ‘Achter de wolken,’  de gedichten die in Haven staan.
Het meest onder de indruk ben ik van de vijfde en laatste cyclus ‘En hier,’ die weer in twee delen uiteenvalt. Het eerste gedeelte heeft als uitgangspunt een citaat van Piet Gerbrandy: Hoe raak je ooit verlost van wat je hult, bedt, vormt. / Hoe zonder stikken. Het werkwoord ‘hullen’ kennen wij beter in de samenstelling ‘zich hullen in,’ maar bestaat ook op zichzelf, in de betekenis van ‘bedekken, omwikkelen.’
Ondanks zijn zachtheid deelt de dichter toch een tikje uit met:

1. Wat je vormt

Een appel valt en je verleert wat je leerde
alle adem die je ingeblazen werd, adem je uit

en in
en uit

en ergens slaat een onverhoedse hoestbui
alle ankers los, je bent precies je vader

zoals hij zijn vader was, precies de charmant
lachende, schouderkloppende, verdwaalde
overspelige, eenzelvige, precies deze ene
hondstrouwe vader niet.

Daar schudt hij me toch nog wakker! Deze cyclus heeft voor mij het meest universele karakter. Daarop volgen nog drie gedichten die de lezer onderdompelen in de ervaringen van een schoolgaande jongen: ‘Momo’s school,’  ‘Momo’s lokaal’ en ‘Momo’s globe.’  Een duizelingwekkende wereld:

Momo’s globe (fragment)

Hij laat alles draaien, laat zijn benen
onder het tafeltje bungelen, om hun as
tollen de continenten en oceanen

de blauwe, bruine en groene vlakken
de miljoenen in het westen, de miljarden
in het oosten, alles draait en verwaait

(…)

Möhlmanns wereld is er een waarin details belangrijk zijn, een wereld waarin ik best ondergedompeld wil worden.

***
Thomas Möhlmann (1975) debuutbundel De vloeibare jongen (2005) werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs en bekroond met de Lucy B. & C.W. van der Hoogt-prijs. Zijn opvolger Kranen open was Aanbeveling van de Poëzieclub en werd genomineerd voor de Jo Peters Poëzieprijs. Hij werkt voor het Nederlands Letterenfonds, is redacteur van Poetry International Web, Lyrikline en poëzietijdschrift Awater, stelde negen poëziebloemlezingen samen en organiseerde literaire programma’s in Nederland, Frankrijk, Engeland en China.

     Andere berichten

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...