Ik ben geen poëet
ik ben geen poëet
ik heb vaak het gras laten groeien
er zit onkruid op mijn terras
en bovenal sterven vogels in mijn tuin
als ik zong was het vals of onecht
moeder heeft me nooit bij mijn
naam genoemd, zo ben ik hem vergeten
ik rukte de liefde uit mijn hoofd
heb romantiek een eind gegeven
nooit zijn gezicht beschreven
ik ben geen poëet
want er ontplooien zich nog geen
bloemen op mijn handen
daarvoor zijn te veel vogels in
mijn tuin gestorven.
Poëzieloze matroesjka’s
eerlijk, in mij huist een storm
een bries die groeit sinds jij kwam en
botweg al m’n verzen nam
wat heb ik nu? liefste je bent de ergste
ik hang het meisje uit maar ik vertoef
tussen meerdere matroesjka’s
je stalt ons uit, je kiest je buit
je graait maar raak, je pakt de
smaak en laat ons nooit meer gaan
en hoe ik in je tong beet, van genot
van woede, ik, van je grillen ontdaan,
smeekte stomweg:
steek me in die kooi
slacht me als een prooi
en, versuft door je liefdestaal
componeerde ik je tot metafoor
in dit poëzieloos verhaal
Ontpopping
jij hebt me zoveel gegeven; vinyl, pindakaas,
de geur van latex, het prinsessenleven en de
rode draad die ik bijna was kwijtgeraakt
ik werd je diva, je muze, ik werd je branding
en je rots, het water om de burcht, je alles
wat begint met ‘mijn’ en eindigt met trots
en hoe de regen schijnen ging en de zon
ons zompig van het kwijl in onze bek,
verward met de tranen in en rond het bed
wij, het verdichtsel 2013, we joegen de
bijbel de stuipen op het lijf. ik zie je
en de wereld ontspringt. ik denk dat ik blijf