wulpse slaven slopen
door Joop Leibbrand
In zijn column in de Volkskrant van 16 november jl. schreef Remco Campert op zijn eigen, onnavolgbare manier over het in ontvangst nemen van eerste exemplaren van nieuwe boeken. Het overkwam hem onlangs weer met, zo schrijft hij, ‘het mooi uitgevoerde Ik ben een gemankeerde saxofonist- Lucebert en jazz‘. Hij vervolgt: ‘Ik kreeg het als eerste omdat ik in vervlogen dagen Lucebert liet kennismaken met de jazzmuziek, wat in de jaren daarop bij hem resulteerde in talloze gedichten en schilderijen, gewijd aan de jazzgroten. Met het boek in handen op een koude novemberavond in het warme Bimhuis dacht ik terug aan het jaar 1950, waar ik mijn plaatjes draaide in het huis van Bert Schierbeek waarin Lucebert en ik toen woonden, Lucebert aandachtig luisterend, ik zwetend van de opwinding die Parker, Gillespie, Monk etc. me bezorgden. In gedeelde vreugde luisterden we naar Our Delight (Dizzy Gillespie Orchestra, 1947). Ik ben veel kwijtgeraakt, maar die platen heb ik nog altijd.
Alles gaat voorbij, daar heb ik me bij neergelegd, maar als er één tijd is die ik zou willen terughalen dan is het wel die tijd, toen alles nog beginnen moest, alles nieuw was, de toekomst open.’
21 was Campert toen hij die plaatjes draaide, Lucebert vijf jaar ouder en de laatste moet vanaf het moment dat hij het zich kon permitteren – en waarschijnlijk al ver voor die tijd – fanatiek aan het verzamelen geslagen zijn. Zijn collectie jazz- en bluesplaten zoals die in de nalatenschap werd aangetroffen, telt ruim 1800 lp’s. In Ik ben een gemankeerde saxofonist – Lucebert & Jazz wordt de hele collectie geïnventariseerd en wordt uit de aantallen platen die hij van een bepaalde musicus had, duidelijk waar zijn voorkeuren lagen: Duke Ellington, John Coltrane, Miles Davis, Coleman Hawkins, Charlie Parker.
Samenstellers Ben IJpma en Ben van Melick maakten met Ik ben een gemankeerde saxofonist – Lucebert & Jazz een schitterend overzicht van de wijzen waarop jazz van invloed geweest is op het werk van Lucebert. De gedichten staan daarbij centraal, maar het boek bevat ook een dertigtal pagina’s met beeldend werk en foto’s en documenten.
Het boek opent met dertien gedichten die direct aan jazz gerelateerd zijn, waaronder het grootse ‘jazz and poetry’: ‘de mens laat zich likken door licht en door geluid’. Het wordt verderop in het boek door Gillis Dorleyn meer dan voortreffelijke besproken en op een van de bijgevoegde cd’s horen we het door de dichter zelf voordragen.
Hoofdbestanddeel zijn de essays, onderzoeksartikelen, interviews en andere beschouwingen die vanuit verschillende invalshoeken – de jazzkritiek, literatuurwetenschap, neerlandistiek en journalistiek – over het ‘jazzwezen’ van Lucebert geschreven werden. De bijdragen van Gerrit Kouwenaar (diens gedicht ‘Bessie Smith’), Igor Cornelissen, Sipke Huismans, Jan van Gilst, Bert Vuijsje, Johanneke van Slooten (zij noemt Lucebert een ‘lyrisch improvisator’), Gillis Dorleijn, J. Bernlef en Coen de Jonge verschenen de afgelopen drie decennia in kranten, tijdschriften en essaybundels en werden in chronologische volgorde opgenomen.
Ik ben een gemankeerde saxofonist – Lucebert & Jazz is een met vakmanschap gemaakt boek, dat vanaf de uitstekende inleiding vervuld is van de geest van Lucebert. Een boek met een ziel derhalve, een ware hommage.
De leeftijden van samenstellers en medewerkers (de jongste, Dorleyn, is toch ook al een zestiger) doet vrezen dat jazz en Lucebert – apart én in combinatie – een kwestie van/voor de oudere generatie zou kunnen zijn, maar een boek als dit moet toch weer nieuwe lezers en nieuwe jazzliefhebbers genereren.
Bij de uitgave behoren twee cd’s. Eén met opnamen van de uitreiking van de Constantijn Huygensprijs 1965 aan Lucebert. Daarop lezen Lucebert en Jaap Harten (geheel en al in de geest van Lucebert en niet op z’n Van Ulsens) voor en speelt het Misha Mengelberg/Piet Noordijk-kwartet. Op de andere cd staan composities van jazzpianist en componist Michiel Braam uitgevoerd door zijn Flex Bent Braam ensemble. Het zijn arrangementen van jazzstandards waarvan Lucebert ooit aangaf er sterk door beïnvloed te zijn en aantal nieuwe stukken. Vooral de bewerkingen van Gillespie, Garner en Monk bevielen me zeer. Tot slot daarom Luceberts ‘monk’, uit val voor de vliegengod, een bundel uit 1959.
Campert eindigde zijn column ook al met dit portret van de ‘The high priest of Bop’.
afbraak van het porseleinen paleis
wulpse slaven slopen terwijl hij
in zijn jaden grot zich hinnikend inspint