LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Krijn Peter Hesselink – Als niemand vangt

18 feb, 2014

Het vangnet van de poëzie

door Levity Peters

Vakantie in Amerika

We leven in een camper waar mijn vader
de televisie uit heeft laten slopen

alsof er hier niet al genoeg te zien is
herhaalt hij steeds, maar indianen ho maar!

Wel zag ik in de berm een autowrak
was het misschien beschoten door de Russen?

die zijn op oorlogspad, heb ik gehoord
maar als de bom valt, springen we gewoon opzij

nu maken we een wandeling
dat hoort zo in de bergen, zegt mijn vader

hij weet pas zeker of we zijn verdwaald
als we de weg weer teruggevonden hebben

ik was al misselijk en op zijn schouders
wordt dat alleen maar erger, in de diepte

wijst hij de camper aan, ik weet wel beter
hij ziet slechts lijntjes, lijntjes op de kaart

Het eerste gedicht van de bundel Als niemand vangt van Krijn Peter Hesselink. De toon is gezet. ‘We leven in een camper'(…). Voor het jongetje dat ons beschreven wordt, is er blijkbaar geen verschil tussen het gewone leven, en de vakantie. Hij is overgeleverd aan de volwassenen, die argeloos als zij zijn, geen rekening houden met het kleine mannetje. Wat zij niet in de gaten hebben, is dat hij hen aardig begint door te krijgen. Een manier om aan het door anderen bepaalde leven te ontsnappen? Of vindt hij ooit harmonie in dat leven van afhankelijkheid?

De bundel heeft een prachtig motto van Lucebert:

want mijnheer ik ben een engel
die zich in deze eeuw in de hemel verveeld heeft
die naar de aarde afdaalde
die daar verveeld het onvolledige leven
meeleeft
en die deze verveling volledig
liefheeft

Wat aan dit motto uit ‘de amsterdamse school’ ontbreekt is:

de mensen wensen elkaar toe
veel geluk

Het jongetje wist al beter! Ze wensen elkaar helemaal geen geluk. Of misschien wensen ze het wel, maar menen ze het niet! Als dichter zich inlevend in het kind kan hij in ieder geval in zijn poëzie de wereld een vorm geven waarin de volwassenen even machteloos aan bepaalde wetten onderworpen zijn, als hij vroeger aan hen:

Quod erat demonstrandum

Nooit worden waterplassen weer zo groot
als toen mijn vader in de achtertuin
uitlegde waar al die regen toch vandaan kwam

het bootje dat hij me die dag liet vouwen
zoog zich langzaam vol tot niets het vaartuig
nog onderscheidde van de plas waarin het wegzonk

mijn vader heeft zijn punt gemaakt, zijn hoofd
steekt nog maar net boven de natte grond uit
grassprietjes kietelen zijn neus, hij niest

en als hij woorden zoekt om op te kauwen
hapt hij aarde, bij een mondhoek zie ik
de modder kalmpjes naar binnen sijpelen

Hetgeen bewezen moest worden; de theorie van de vader over de regen, of de verbeelding waarmee de zoon hem in de aarde laat zinken: stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren?

Ondanks de humor die deze poëzie bevat, bekruipt mij bij vrijwel elk gedicht van Hesselink ook een gevoel van somberheid. Als niemand vangt, wat dan? Wat, als er niets te vertrouwen blijkt, als er geen vaste grond blijkt te zijn waarop we kunnen bouwen? Wat, als de duif uit het titelgedicht, verward in een touw en hangend boven een leeg balkon, wat, als je overgeleverd blijkt te zijn aan een van empathie gespeend lot?

Het is telkens weer die mix van gevoelens die Hesselink ons voorschotelt, als bij het volgende gedicht. Ik  zat regelmatig te schateren, om direct daarna te bedenken: maar wat hij beschrijft is helemaal niet leuk!

Surprise, surprise!

We staan gezellig in een kring te kijken
het feestvarken is gevangen in het schijnsel
van het gebak dat nasmeult aan haar voeten
ze lacht en stelt ons een voor een gerust
ze vond het een geweldige verrassing
maar als ik me laat zakken op een krukje
ben ik ineens weer kind, een blonde vrouw
komt met een halfverkoolde taart aanzetten
het is te laat, niets valt er nog uit te blazen
ik ben al oud, men trekt mijn kaak omlaag
en schuift een taartstuk nauwgezet naar binnen

In plaats van iets feestelijks ter viering van het leven, krijgen we oneetbaar voedsel. En daar zouden we dan blij mee moeten zijn; om de gulle gever gerust te stellen. Nog steeds lijkt in staat om ons voor de gek te houden, we kunnen moeilijk iets anders doen dan het slikken…

Wat is deze poëzie goed geschreven! Ik kon geen zwak gedicht vinden in deze bundel. Bij zoveel meesterschap ga je gewoon op zoek: Dit kan niet waar zijn.
Ik kan toch geen recensie vullen met: O wat mooi! Wat goed! En: moet je dat lezen! Maar dat is wel hoe ik op de bundel reageerde. Een schoondochter belde ik net het gedicht door dat hierna nog volgt –
Natuurlijk spreekt het ene gedicht je meer aan dan het andere, maar ik kon blijven lezen, en wat het gekke is; met, leek het wel, steeds meer plezier. De liefde voor het leven die in het motto is aangegeven klonk steeds duidelijker door. Het leven is niet leuk misschien, maar je kunt ervan leren houden. Het is absurd soms, maar doe je er een schepje bovenop, dan wordt het veel leuker! En zo wordt deze poëzie een hilarische troost, een manier om je bewustzijn zich aan de eigen haren uit het moeras te laten trekken, een vechten tegen windmolens, en nog winnen ook…
Tot slot nog dat ene gedicht om te overtuigen dat het werkt:

De lokroep van het vacuüm

Mijn moeder weet waarvoor ze bang moet zijn
en waarvoor niet, als ik uit het raam hang

dan hoeft ze geen matrassen aan te slepen
ik val, als ik al val, steevast omhoog

zelfs ezels laten zich geen twee keer van
de stoep afschrapen, één keer is genoeg

om ons de lust voorgoed te doen vergaan
dan laat ik wel zo lief de wind wat door

mijn haren jakkeren in een val die pas
in het oneindige gestuit zal worden

steeds weidser wordt mijn overzicht tot elk
detail verloren gaat in klare lijnen

van wegen die de menselijke bouwdrift
ja ik ben hier geweest! en hier! en hier! –

in een fijnmazig raster weten te vangen
al snel ontwaar ik de contouren van

de dampkring die ons ijdele vertoon
verveeld omspant als laatste buffer tegen

de lokroep van het vacuüm, het wordt
steeds lichter in mijn hoofd, gelukkig kiest

mijn moeder dit moment om weer eens aan
mijn hoofd te zeuren over het raamkozijn

dat wel een likje verf gebruiken kan

Van de aarde weg, van het ijdele vertoon dat het leven is, op de lokroep van het vacuüm de ijle ruimte in, maar dan – ook gelukkig weer terug, dankzij het triviale van het dagelijks bestaan.
Fijn weer thuis te zijn.

***
Krijn Peter Hesselink (1976) won in 2006 het Nederlands kampioenschap Poetry Slam. Hij publiceerde eerder de bundels Als geen ander (2008), Stil alarm (2009) en De uitputting voorbij (2011).

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...