LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Kavafis – De onvoltooide gedichten

12 mrt, 2014

Met het onvoltooide voltooid

door Levity Peters

‘Als je geen homo bent, wil je het na het lezen van de gedichten van K.P. Kavafis onmiddellijk worden.’ Dat schreef Mario Molegraaf in het nawoord van De onvoltooide gedichten van Kavafis. Ik had er wel pret om.
Net zo goed als vele heteroseksuelen geen idee hebben hoe de omgang van homo’s met seksualiteit eruit ziet (dat ook niet willen weten), blijkt het liefdesleven van hetero’s de homo’s vreemd. Dit is wat Kavafis, in 1919, in de vertaling van Molegraaf schreef:

Was het de drank?

Was het de drank van die avond?
Was het omdat ik indutte? Ik was de hele dag al moe.

Voor mijn ogen werd de zwarte, houten zuil
met de antieke kop uitgewist, net als de deur
van de eetkamer, de rode fauteuil en het bankje.
In plaats ervan verscheen een straat in Massalia.
En daar bleek mijn ziel weer vrij,
niet verdrukt, en ze ging mee
met de gestalte van een verfijnde, zinnelijke efebe –
een verdorven efebe: dat moet ook gezegd.

Was het de drank van die avond?
Was het omdat ik indutte? Ik was die dag al moe.

Mijn ziel herademde en toonde me
een fijne straat in Massalia,
met de gestalte van de gelukkige, verdorven efebe,
hij kende nooit schaamte, dat spreekt.

Het is mij als hetero niet vreemd. In mijn geval was het geen efebe, maar een meisje dat, in de jaren ’70, mij had aangetrokken als een magneet en dat heel welwillend bleek. De manier waarop de herinnering aan zo’n vluchtige ervaring je een gevoel van vrijheid kan geven, voor even ontsnapt aan de werkelijkheid, is mij ook vertrouwd. Dit alles kwam boven dankzij dat gedicht van Kavafis. Was mijn geval eenmalig, gezien de laatste zin van het gedicht van Kavafis, heeft hij de jongen vaker ontmoet.

Een van de wonderen van de poëzie van Kavafis vind ik dat de werelden die hij beschrijft ons niet vreemd zijn. ‘De patriarch’ speelt in de veertiende eeuw. ‘Keizer Konon’ in de achtste. Ptolemaios Weldoener (of kwaaddoener) leefde van 182 tot 116 voor Christus. Enz.

Wat je op een afstand zet, zie je scherper. Was dat de reden dat Kavafis zijn onderwerpen in het verre verleden plaatste? Of omdat het gemakkelijker was om dat verleden te idealiseren? Of omdat hij de geschiedenis naar behoefte kon manipuleren? Of omdat hij zichzelf in de geschiedenis plaatste?

Misschien wel de belangrijkste reden dat wij kunnen genieten van de poëzie van Kavafis, lijkt mij hoe hij zijn betrokkenheid bij de wereld onder woorden brengt. De liefde, en de verschrikkingen die hij ook beschrijft. Ze zijn van alle tijden.

De redding van Julianos

Toen razend de soldaten de verwanten
van de gestorven Konstantijn vermoordden
en tenslotte door de vreselijke uitbarsting
ook het jonge kind – zes jaar –
van Caesar Julios Konstantios gevaar liep,
vonden de Christelijke priesters, de barmhartigen, hem
en brachten hem naar de vrijplaats der kerk.
Zo redden zij de zesjarige Julianos.

Aleen moeten we erbij vertellen dat
dit berichten zijn uit christelijke bron.
Maar heel niet onwaarschijnlijk dat het klopt.
Historisch lijkt er niets
vreemds aan: priesters van Christus
die een onschuldig christelijk kind redden.

Als het waar is, dan heeft misschien de zeer
filosofische Hoogheid er ook over gezegd:
‘Vergetelheid mag komen voor die duisternis.’

De duistere zaken verzinken in vergetelheid. Wanneer zij in zijn gedichten oplichten, hebben zij hun angel verloren. De grootste verschrikkingen werden geschiedenis, en zijn nauwelijks meer in staat om ons te raken; ze raken niet aan ons bestaan. Dat verklaart wellicht het behaaglijke gevoel dat de poëzie van Kavafis bij ons kan oproepen. Ook de Julianos die in een gedicht figureert als een spook zonder hoofd, roept geen afschuw op. Het is als een herinnering waar de vervelende emoties van geweken zijn. Kavafis liet zich zoals in ‘De tempels van de goden’ wel raken door de geschiedenis:

Hunc deorum templa

Oude blinde vrouw, was je in het geheim heiden?
Of was je Christen? Je woord
dat waar is gebleken – dat hij die luid
toegejuicht aankwam in Vienna, de roemvolle
Caesar Julianos, was voorbestemd
de heiligdommen van de (valse) goden te dienen –
je woord dat waar is gebleken, sprak jij,
oude blinde vrouw, het met verdriet
zoals ik het zien wil, of, verdorvene!, met vreugde?

Voor Kavafis gaat de geschiedenis dus nooit voorbij. In het verleden probeert hij te vinden wat in zijn heden ontbrak: mensen die zo voelen, zo denken als hij. Hij beschrijft het afwezige. De liefde die voorbij ging, de schoonheid die hij gewaar werd:

Geboorte van een gedicht

Een nacht dat het mooie licht van de maan
mijn kamer in stroomde… de fantasie greep iets
uit het leven: iets heel kleins –
een ver tafereel, een verre lust –
en bracht zo haar eigen lijfelijk beeld
haar eigen beeld naar een erotisch bed.

Ook dit gedicht verlokt mij niet tot homoseksualiteit. Het is voor mij een universeel erotisch gedicht. Het opent mijn bed, met mijn geliefde daarin.

Zoals Kavafis bezig was met conserveren, zo heeft Molegraaf alle resterende gedichten van Kavafis nu toegankelijk gemaakt. Onder de onvoltooide bevinden zich geen gedichten als ‘Wachten op de barbaren’ of ‘Ithaka’, maar ik ben blij met deze onvoltooide. Kavafis lezen is verslavend. Zijn poëzie ademt. Ze komt zo natuurlijk over, dat het lijkt alsof het Kavafis geen moeite heeft gekost om ze te schrijven. Was dat werkelijk het geval geweest, dat had zijn oeuvre wel meer dan 154 voltooide gedichten geteld. Het zijn opvallend evenwichtige gedichten. Ook de onvoltooide geven een gevoel van compleetheid. Ze verraden een groot vakmanschap. En het is alsof de zorg die hij aan zijn werk heeft besteed op jou wordt overgebracht terwijl je leest. Niet veel kunstenaars zijn in staat om hun werk leven te geven. Dat is, naar mijn idee, de reden dat hij tot de grote Europese dichters behoort. Kavafis’ poëzie leeft over honderd jaar nog steeds, en langer – voor lezers van beiderlei kunne en geaardheid.

Daarvoor grote dank aan Mario Molegraaf (en aan zijn uitgever).

***
De onvoltooide gedichten van Kavafis (Bordeauxreeks nr. 20) werd toegelicht en vertaald door Mario Molegraaf, nog in samenwerking met Hans Warren (1921-2001); Warren en Molegraaf verzorgden eerder voor uitg. Bert Bakker de uitgave K.P. Kavafis – Gedichten.
Lees meer hier en hier.

     Andere berichten

Jan Glas – Een mooi verhaal

Jan Glas – Een mooi verhaal

‘Nog één gedicht en ik ontplof’ door Hans Puper Jan Glas zorgt al voor kortsluiting voor je nog maar één gedicht hebt gelezen. De...

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...